Pooh's Magazine editie 2/95
1 Augustus 1995

Cabo Verde, eens iets anders.

April 1995, vertrek richting Sal, één van de 18 eilanden behorende tot de KaapVerdische Eilanden. Aan boord zijn we met 6 blanken duidelijk in de "minderheid". Een twee meter hoge en brede neger neger kijkt mij vriendelijk aan en lacht breeduit. Ik krijg een "vrijdag"-gevoel. Wat zal ik aantreffen, wat kan ik verwachten in Cabo Verde. Ik weet het niet.

Vijf uur later zit ik in de cockpit en wordt er op geattendeerd dat in de verte Ilha do Sal ligt. Hier zal de Airbus 320 van Cabo Vede airlines neerstrijken. Het eiland nadert en ik zie een vulkaankrater opdoemen, nee geen honderden meters hoog, honderden zo niet duizenden jaren oud. Ik zeg tegen mijn vriendin, die het vliegen net zo prettig vind, als het bungy-jumpen zonder elastiek; "We zijn er ....."

Onder ons zien we een eiland ter grootte van Terschelling en een beetje. Het eiland is dichtbegroeid met niets, maar dan ook werkelijk niets. Waar zijn die tropische stranden nou ?

Touch-down. Aeroporte de Ilha do Sal, een verschrikkelijke hitte en een striemende wind verwelkomen ons. Dit is het dan, nog drie weken. Op het vliegveld worden we begroet door een chauffeur van het Hotel Morabeza. Hij laadt behendig de bagage op zijn oude Toyota-truck en begint te rijden. In mijn gebrekkige Spaans, aangevuld met enkele woorden Portugees begin ik met 'm te praten. Buiten raast de woestijn aan ons voorbij met hier en daar een palmboompje en enkele ondefinieerbare stekelige planten. Pas op !! wordt er vanaf de achterbank geroepen. Staat er plotseling een ezel op de weg en kijkt ons aan. Je ziet hem denken; "EIKELS".

Aangekomen bij het Hotel checken we in en zien dat er zowaar toeristen aanwezig zijn. Voornamelijk Fransen, die op Sal komen duiken. We worden door een piccolo begeleid naar onze kamer. Joohooo, een appartementje, zowat op het strand. Eenvoudig, schoon én vooral voorzien van airco.

Santa Maria zo heet het dorp waar we zijn. Een eerste verkenning levert genoeg op. Santa Maria is een dorpje met 3000 inwoners. De kern is redelijk gebouwd en de huizen zijn in mooie, zachte tinten geschilderd. Buiten de kern van het dorp zie je armoe. Mensen wonen, leven, slapen en eten in hokken waar een beetje gedisciplineerde herdershond in Nederland gillend zou zijn uitgelopen. Maar de mensen lachen en zijn vriendelijk. Niets moet hier...

Na een goede nachtrust maken we ons op voor de eerste volle dag op Sal. Aangezien we moeten oppassen voor de zon, hebben we besloten een auto te huren en deze woestenij te gaan verkennen. Voor 75 Duitse Marken krijg ik de sleutels van een Suzuki Vitara, afkomstig van een Nederlandse exporteur uit Rotterdam.

Een gecopieerd, handgetekend kaartje moet voldoende zijn om de weg terug te vinden. Het is tenslotte een eiland. Regel 1 van ons uitstapje is: Geen verharde wegen. Regel 2: We rijden van berg naar berg. Ik gooi nog even de tank vol en daar gaan we. 1e regel toegepast en zijn al hobbelend onderweg naar de oostkant van het eiland. Onze rode Vitara blijkt uitermate geschikt voor dit terrein en ik probeer dan de volle mogelijkheden te benutten. Na een vlakte te zijn opgereden zien we op enkele meters een bouwval staan. Enkele visnet-knopende vissers zwaaien vriendelijk. Aan de voet van de eerste berg aangekomen zien we meteen dat de eilanden zijn onstaan door vulkanische uitbarstingen. De kust is bezaaid met brokken lava, afgewisseld met stukken perfect wit strand. Ik zeg tegen Lizet, neem jij ook maar een kilometer strand voor jezelf. Na 10 minuten wordt het tijd om weer op te breken en ons naar berg twee te verplaatsen. Rijdend over het eiland wordt het ons duidelijk, er hoeft niets te groeien om iets mooi te maken. Er zijn tenslotte ook knappe kale mannen klinkt het rechts van mij. Maar ze heeft gelijk. Elke 500 meter verandert de omgeving van rotsachtige bodem in een wit uitgeslagen zoutmeer, dan weer veranderend in een zandvlakte.

De 2e berg, Monte Grande, bevindt zich in het uiterste Noorden van het eiland. Er staat hier een vuurtoren, die tweehonderd jaar geleden zijn lampje voor het laatst heeft uitgedaan. De zee is hier wild en ik vraag een oude man of je hier goed kunt vissen. Hij verteld me dat er zoveel vis is dat bij aanbeet, de kans groot is dat je de vis niet binnen kunt halen. De kans is namelijk groot dat een haai, je visje van de haak pikt. Schat, zullen we gaan zwemmen ?.

Berg 3 is de oude vulkaan, ik moet en zal dat ding beklimmen. Teleurgesteld kijk ik in de krater. Is dit nou alles? Maar er zijn er meer op de Kaap Verdische Eilanden, dus er is nog hoop.

Langzaam verplaatsen we ons weer richting hotel. Even zie ik in de verte, meer dan 3 palmbomen bij elkaar. Een goede reden om daar eens te gaan kijken. Ja hoor, een echte oase, aan het strand. Zowaar, Heaven on earth.

Onze rode Vitara wordt geparkeerd voor de deur van het hotel. Onze rode huid wordt geparkeerd onder een koude douche. Shit, tijdens onze trip het dak open gehad. Verbrand dus. De volgende 4 dagen liggen we aan het strand, lekker luieren en voorzichtig werkend aan onze teint.

Ik vreet me klem in de porties kreeft en garnalen. We merken dat we het naar ons zin hebben, en we mogen nog 3 weken.

Ilha do sal, Eiland van het zout, je bent net een droog boeket rode rozen. Schitterend, maar o zo simpel en droog. We zullen je nog een keer zien als we naar huis gaan, maar eerst naar Santiago.

Volgende keer zal ik het hebben over de puinhopen van Praia, het bounty-strand van Tarafal, de vissers, de BOMEN en de vriendelijke bevolking.

Peter,.....


Return to index