Welke plaatsen zijn het gemakkelijkst te beschermen door harnas?
Het gemak waarmee een bepaalde wondplaats kan worden beschermd door harnas is afhankelijk van twee dingen
  • De bewegelijkheid van het lichaam op dat punt. Als het lichaam bewegelijk is, betekent dit dat het harnas zo soepel mogelijk mee moet kunnen bewegen. Dit maakt plaatsen als de knie, hand en hals moeilijker om door een goed pantser te beschermen zonder dat de beweeglijkheid van de drager er door afneemt.
  • Het dichtst bijzijnde steunpunt. Je kunt niet zomaar ieder harnas op ieder punt op het lichaam vastmaken, het moet ergens aan hangen of ergens op kunnen steunen. Dit is in de middelste tekening hieronder aangegeven. Er zijn maar een paar punten op het menselijk lichaam waar je iets aan op kunt hangen: de schedel, de schouders, de polsen, de heupen en de enkels. De knie en de elleboog geven ook nog een beperkte steunmogelijkheid, maar niet te veel omdat ze anders onbruikbaar worden. Dit betekent dat een stuk harnas welke een wondplaats zonder steunpunt beschermd altijd aan een stuk harnas moet worden vastgemaakt.
Voorbeelden:
De hals is erg bewegelijk. Een bescherming voor de Hals moet steunen op een bescherming voor de schouders (zoals bij een metalen kraag), of hangt aan een helm welke uiteindelijk aan de schedel hangt. Dit maakt de hals erg moeilijk om goed te bepantseren.
De borst is relatief onbewegelijk. Daarnaast kan een borstharnas makkelijk aan de schouders worden opgehangen. Dit maakt de borst gemakkelijk te bepantseren.
De bovenarm is niet zo bewegelijk. Het zit tussen twee gewegelijke gewrichten in, maar is zelf relatief stijf. De bovenarm biedt echter geen goede steunpunten. Dit betekent dat een harnas op die plaats waarschijnlijk op een of andere manier aan de schouder zal moeten worden vastgemaakt. Dit maakt deze plaats gemiddeld moeilijk om te bepantseren.