Verhaal Joost Verhaal Lukas
sessie 1 volgens Gwenneth
sessie 2 volgens Gwenneth
sessie 3 volgens Jason
heen sessie 4 volgens Gitana
heen sessie 4 volgens Ray
heen sessie 5 volgens Ray
heen sessie 6 volgens Roka
heen sessie 7 volgens Gwenneth
heen sessie 8 volgens Gitana
heen sessie 9 volgens Gitana
heen sessie 12 volgens Gwenneth
heen sessie 13 volgens Gwenneth
heen sessie 14 volgens Gwenneth
heen sessie 15 volgens Gwenneth
heen sessie 16 volgens Hipposai
heen sessie 18 volgens Ray
heen
sessie 19 volgens Gwenneth
heen sessie 21 volgens Helmunt
heen sessie 22 volgens Ray
heen sessie 23 volgens Gwenneth
heen sessie 25 volgens Gwenneth
heen sessie 27 volgens Hipposai

miniheen sessie 1 & 2 (Dagboek van Sjorsjee)
miniheen sessie 2 volgens Chattan



Sessie 1 Joost

Broertje,

Weet je nog die stad waar ik het laatst over had? Nou, ze zijn daar nog gekker dan ik al dacht. Ik heb nog nooit meegemaakt dat ik me ergens meteen al niet thuis voelde, maar ik ben dan ook nog nooit zo onaardig behandeld. Al die blikken willen alleen maar zeggen “jij bent niet van hier, ga jij zo snel mogelijk maar weer weg”. Nu overkomt me dat natuurlijk wel eens vaker, zeker als ik ergens langer dan een maand blijf, maar in deze stad hadden ze blijkbaar al van te voren een hekel aan me.

Niet alleen aan mij. Ik heb onderweg een jager leren kennen die me wel een aardige vent leek. Aangezien men ook een hekel aan hem had trekken we een tijdje samen op. Later kwam er nog een ander type bij, een stevig gebouwde vent die zo te zien voor niemand bang was.

Even buiten de stad troffen we een soort schuurtje met een soort advertentie aan de buitenkant. Men zocht hier avonturiers. Vreemd, dat je in de buurt van een zo vreemde stad een schuurtje kan vinden waar men avonturiers zoekt, maar onze nieuwsgierigheid was gewekt en dus gingen we naar binnen. Daar zat een vreemt, houterig mannetje. Hij kwam een beetje stijfjes over. Hij deed me denken aan een soort kruising tussen een ambtenaar en een levend standbeeld, maar we moesten van hem ergens naar toe reizen in ruil voor 5 zilverdaalders. Aangezien we toch niet van plan waren om hier te blijven gingen we op het aanbod in.

Ergens achter een deur stond een tafeltje met onze beloning en een fakkel, we moesten een gang door maar kwamen toen heel ergens anders uit. Zal vast wel magie zijn geweest,verdorie. Waar we precies zijn uitgekomen, geen idee. Het was nat en begroeid, en zo te zien wonen er niet al te veel mensen. Aangezien we toch niet van plan waren om de hele tijd in de wildernis te blijven en een beschaving meestal stroomafwaarts ligt, liepen we met de stroom mee.

Op een gegeven moment zagen we ergens een aanlegstijger met een bootje. Vanaf het bootje liepen er sporen naar een grot toe, maar verder liepen er geen sporen terug en was er niemand te zien. Het leek wel alsof men hier een hele grote steen had lopen verlepen. Nieuwsgierig keken we wat er in de grot te vinden was. Maar daar zagen we sporen van een of ander zwart ritueel, dus gingen we snel maar weer naar buiten.

We waren niet alleen. Buiten zagen we een tweetal mensen rondscharrelen: een lenige vent met paars haar en een of andere zigeunerin. Natuurlijk gingen wij er van uit dat zij iets met het zwarte ritueel in de grot te maken hadden. Dat bleek niet zo te zijn. We bleken in hetzelfde schuitje te zitten; ze waren iets na ons door het portaal naar deze plaats gelopen en net zo verbaasd als wij. Ik dacht eerst dat ze ons zaten te belazeren, maar de paarse jongen liet een fakkel zien die wel erg veel op die van ons leek, dus gingen we er maar van uit dat het goed volk was.

Nog steeds nieuwsgierig en nu wat dapperder gingen we terug naar de grot, om nog eens goed rond te kijken. Er lag een lijk op een grote steen, waarbij de genitalia en de schedel waren ingeslagen. Er lagen allerlei gootjes in de vloer, misschien vloeide daar wel bloed doorheen. Er hingen ook zes menselijke huiden aan de muur. Een van een mens, dwerg, elf kobold, trol en orc, geloof ik. Maar zo goed kan ik het verschil nu ook weer niet zien. Er zat wel een vreemde zwarte stip op iedere huid. De gootjes liepen naar een soort steenkring in het midden, met daarin een gat naar een lager gelegen verdieping. Er leek daar een soort van licht te schijnen, dus wou de groep naar beneden.

Dat hadden we dus beter niet kunnen doen. Beneden werden we aangevallen door een stelletje zombies. Die hadden natuurlijk zo gehakt van ons gemaakt, maar gelukkig bleken mijn groepsgenoten goede krijgers. Allemaal. Al heb ik mijn verdenkingen bij de zigeunerin. Zij kan toveren, maar dat klopt niet, want ze doet daarvoor veel te weinig arrogant en uit de hoogte. Zal wel een of andere priesteres zijn.

En gelukkig heb ik jou, broertje! Nog tien dagen tot de volgende volle maan. Ik hoop dat ik dit keer niet ergens midden in de stad ben als het gebeurd …..
(20 EP)

Sessie 2 Joost

Broertje, je bent geweldig....

Ik houd niet zo van afgesloten, donkere ruimtes. Ik snap ook echt niet wat de rest van de groep bezielde om na het gevecht even te kijken. Als het aan mij had gelegen, waren we meteen weggegaan, maar de rest vond het leuk om verder een gang te verkennen in dat onderste vertrek. Ik bleef maar in de buurt van Gitana, de zigeunerin. Ze kwam niet over als iemand die heel erg goed kon vechten en je moet zuinig zijn op dit soort mensen in de groep.

De gang was zo te zien opgebouwd uit menselijke resten. Sfeervol en gezellig, zoals de hele omgeving. We konden heel duidelijk stukken van skeletten zien. Het werd nog gezelliger toen die stukken ons opeens van alle kanten aanvielen. Het was donker en erg onoverzichtelijk. Wat er precies aan de voorkant gebeurde kon ik niet precies zien, maar er werd stevig heen en weer geramd. Ik geloof dat de bokser nogal pech had, want hij werd nogal vaak geraakt, maar ik had snel genoeg mijn eigen handen vol.

Gitana was gelukkig zo slim om op het juiste moment een stapje achteruit te doen, want ze liep het gevaar om zowel van rechts als van achteren aan te worden gevallen. Gelukkig waren de skeletten erg traag. Ik kon volop aanleggen op het eerste skelet. Met een goede klap wist je zijn schouder van de rest van zijn lichaam te scheiden, daar kon hij niet zo goed tegen. Tegelijkertijd hakte ik een paar ribben uit de torso van het achterste skelet, maar die bleef helaas staan. Hij had een beetje geluk met zijn tegenaanval, wat me een stevige kras bij mijn navel opleverde. Gelukkig konden ze niet zo goed tegen jou, broertje. Zo zie je maar weer, tegen echt ongedierte helpt krabben niet, maar neem je een echt wapen!

Ondertussen gebeurde er van alles achter mijn rug, ik hoorde zelfs een harde knal. Later bleek dat die van Gitana af kwam. Ze kan dus inderdaad wat nuttigs!

Nadat we met zijn allen de overige skeletten gedemonteerd hadden besloten we om toch maar te maken dat we wegkwamen. Boven sloopten we het een en ander, voor de goede orde, en kaapten we het bootje. Alleen om er achter te komen dat niemand enige ervaring met het besturen van bootjes had. Dat werd dus dobberen, langzaam stroomaf, tot we langzaam leerde om heen en weer te peddelen.

Het bleef vochtig , nat, naargeestig en zompig. Ons humeur werd er niet beter op toen een van de mannen ergens iets wits onder water zag, en er achter kwam dat het een lijk was, dat blijkbaar met een gewicht onder zijn voeten ergens overboord gegooid was. Ik weet het niet, maar men heeft hier nogal vreemde gewoonten. Een offer? Het stomme was, dat het lijk vrijwel niet was aangevreten. Er zijn ier trouwens zoiezo weinig levende wezens te vinden. De hele omgeving komt een beetje "doods"over. Ik krijg steeds meer het gevoeld at het toch niet zo'n goed idee was om hier naartoe te reizen.

Enfin, we vonden ergens een boothuis en maakten ons op voor de nacht. Iedereen is een beetje moe en een paar vanons zijn gewond. We kunnen allen wel een of meer goede nachtrusten gebruiken. En een goede maaltijd. En licht. Beter onderdak zou ook trouwens wel leuk zijn. Ik begin zowaar weer naar de beschaving terug te verlangen.

Sessie 3 Joost

Afgelopen avond heb ik gelukkig weer eens redelijk goed kunnen slapen. Ik was het meest aangeslagen van ons gevecht gisteren en de dames hadden besloten dat ik de betere slaapplek in het boothuis mocht gebruiken. Toen we met z’n allen wakker werden was de mist wat op getrokken en zagen we in de verte een kasteel. Het leek ons een goed idee om daar eens heen te gaan. Misschien konden ze ons daar wat meer vertellen over de omgeving.

Hoe lang we gelopen hebben weet ik niet meer zeker maar het leek wel of we opeens op een wandelpad liepen. Na een tijdje splitste het pad zich af richting het kasteel en een andere valei, die duidelijk minder was onderhouden. Natuurlijk zijn we richting het kasteel gegaan, daar hadden we tenminste een betere kans om iemand tegen te komen.

Op een geven moment kwam Roka ermee dat er hier in de omgeving helemaal geen levende wezens aanwezig zijn. Geen insecten, vogels of kleine dieren. Niks. Zou er hier misschien magie aan de gang zijn? Toen we bij het kasteel aankwamen zag het er nog mooier uit dan we verwacht hadden. Ik denk dat er hier inderdaad magie aan ge gang is. Desondanks zetten we ons plan dood en hebben we aangeklopt. Een zeer goed ogende dame, die zich later voorstelde als Madeleine, deed open. Toen ze mij gewond zag nodigde ze ons onmiddellijk uit. Tja, hoe kon ik dit aanbod nou weigeren.

We hebben allen een kamer gekregen. Even later bood een van de bedienden ons lunch aan. De bediende was wat aan de forse kant en stelde zich voor als Frederick. We hebben met z’n allen de lunch op mijn kamer opgegeten. Iemand kwam er toen mee dat onze kamers helemaal geen ramen hadden. Even later zijn we gevraagd voor een muziek demonstatie in de danszaal. Madeleine heeft daar een bijzonder mooi stuk gespeeld op, volgens mij noemde ze het, een klavecimbel.

Frederick ging rond met wat chocolade maar toen ik die op at bleek daar ineens drinken in te zitten. Per ongeluk verslikte ik mij daarin. Geheel ontdaan ging Madeleine weer terug naar haar kamer en wees Frederick ons weer terug. De rest van de middag heb ik in bed gelegen. Wat de rest heeft gedaan weet ik niet precies, maar ik heb wel het een en ander opgevangen. Nadat ze een tijdje door het huis hadden gedwaald heeft Frederick Ginata en Gwenneth naar de badkamer gewezen waar ze blijkbaar hebben genoten van een heleboel dingen die met “Bad” beginnen. Roka en Ray zijn naar de heren kamer gegaan waar zij zich hebben vermaakt. Ray vertelde me nog dat de heren kamer een aantal interessante features had, maar wat die waren wou hij niet zeggen.

Tijdens het avondeten hebben we onze gastvrouw weer gezien en gezellig met haar kunnen praten. Hellaas kende ze de omgeving hier niet heel erg goed en kon ze ons niet verder helpen. Na het avond eten zijn we weer terug gegaan naar bed. De volgende ochtend zijn we weer verder op pad gegaan. We zijn het pad afgelopen naar waar het zich afsplitste richting een minder goed onderhouden deel. Hier zijn we in gegaan.

Roka merkte al vlug op dat er hier wel leven te vinden is. Op een gegeven moment kwamen een een geit tegen die vast gebonden zat aan een paal en helemaal nergens bij kon. Uit medelijden heb ik het beestje maar laten gaan. De rest vond dit echter niet zo’n goed idee en dus heeft Ray hem weer gevangen. Als hij dat leuk vind moet hij dat vooral doen.

Jason


Sessie 4 volgens Gitana

Nadat Ray de schichtige geit te pakken had gekregen (met een klein beetje hulp van magie) en hij hem heeft vastgebonden op een plekje met iets meer gras vervolgden wij onze weg. Onze vermoedens over de toenemende levendigheid van het gebied bleken juist. Tussen verder braak liggende stukken grond waren meerdere akkertjes te zien . Een niet zo indrukwekkende vogelverschrikker op een van de akkertjes had zelfs gezelschap van een groepjes vrolijk kwetterende vogeltjes. Weer een eindje verder splitste het pad zich op. De zijtak was duidelijk minder vaak gebruikt en leek richting een bos te gaan. De andere tak werd duidelijk vaker belopen, volgens Roka dan tenminste, dus die volgden wij.

Na wat misschien een uurtje geweest zal zijn kwamen we aan bij een dorpje. Als je dit tenminste een dorpje mag noemen… de huizen waren vervallen, enkele zelfs ingestort, het geheel bijzonder brak onderhouden en er was nergens een teken van leven, op 1 ding na dan, aan een lijn wapperde enkele ongedefinieerde lappen stof, en dat kon eigenlijk niets anders zijn dan wasgoed!
Bij een nadere inspectie bleek zelfs dat deze lappen stof vochtig waren, wat gezien het tijdstip van de dag en het weer niet door regen of dauw zou kunnen komen. Zou dit dorp dan toch bewoond worden? Terwijl we hierover onderling aan het discussiëren waren werd het antwoord voor ons gegeven. Tussen twee huisjes door kwam een vrouw aanlopen met een grote mand wasgoed. Zij zag ons net iets eerder dan wij haar. Dus tegen de tijd dat wij opkeken van onze discussie en haar eens vriendelijk gedag zeiden; “hoi, ik ben Ray” , “goede morgen mevrouw”, “pardon, mogen we u misschien wat vragen?”… had zij de mand met wasgoed al vlug neergezet, had zich omgedraaid en was ze al een aardig eind weer weg van ons. Hierdoor vielen onze pogingen tot toenadering een beetje in het niet. Verbouwereerd en lichtelijk beteuterd keken wij haar na. Gwenneth bedacht dat een van de redenen waarom ze zo snel er vandoor ging misschien te maken had met het feit dat sommigen onder ons toch duidelijk zichtbaar hun wapens droegen en we er als geheel toch wel duidelijk uit zagen als vreemd en niet van hier. Daarom stelden Gwenneth en ik voor om haar samen achterna te lopen. Ten eerste draagt geen van ons onze wapens op een zichtbare plaats. Gwenneth heeft haar bijl tactisch verscholen onder haar wijde cape en aan het gemak te zien waarmee ze ervoor zorgt dat die verborgen blijft valt duidelijk af te leiden dat ze vaker met dit bijltje gehakt heeft. Duidelijk lenig genoeg om de bewegingen van toch een vrij lomp wapen op te vangen en vaak genoeg kans gezien dit in praktijk toe te passen op haar eerdere stedentrips. Voor mij geld natuurlijk dat mijn beste wapens niet uit staal bestaan, maar uit de mogelijkheid om materie te beïnvloeden. Zoals het laten trillen van de lucht moleculen en daarmee een vuurbal te creëren, (bijzonder geschikt voor het stukmaken van skeletten) of bijvoorbeeld het uiteinde van een touw, waar eerder genoemde geit aan vast zat, te laten zweven zodat Ray het kon vastpakken. En ten tweede komen volgens ons twee dames alleen lang zo gevaarlijk niet over als een groep van 5 mensen waaronder enkele heren van een groter en zwaarder postuur dan gewoonlijk.

Gezamenlijk liepen wij de richting op die de voor ons onbekende vrouw op was gelopen. We verzochten de heren van de groep vriendelijk of ze misschien achter wilden blijven en eventjes op ons te willen wachtten. Het paadje dat de dame opliep kwam uit bij een beekje met een washuis. Hier stond een groepje dames geanimeerd te praten over wat wij aannamen; onze groep. Op een afstandje bleven wij staan wachtten totdat een van de dames zich los maakte van het groepje en onze richting op kwam. Na wat heen en weer gepraat overwonnen de dames langzamerhand hun schroom tegenover ons. Gezien de tijd van de dag werden we uitgenodigd een lunch met hen te delen en dat aanbod namen we met beide handen aan. Deze lunch bleek te bestaan uit een vegetarische warme maaltijd met onder andere bonen, rapen, kool en wortelen. Door de verschillende gesprekken kwamen we tijdens de maaltijd het een en ander te weten over het dorp en de geschiedenis, een korte samenvatting hiervan komt neer op het volgende: vroeger was het dorp groter en welvarend, de grond was vruchtbaar en het leven was vrij normaal, regelmatig werd dit dorp bezocht door een marskramer van verder weg. Helaas werden de oogsten slechter, werden er steeds minder kinderen geboren en brokkelde het dorp als geheel steeds meer af. Zelfs het dorpshuis werd niet herbouwd nadat de grote zaal ingestort was. Het gevolg van dit alles was enorm, op dit moment zijn er maar 3 kinderen in het dorp. De marskramer komt er al jaren niet meer, hij kon er niet genoeg verkopen om het de tijd, moeite en de gevaarlijke reis waard te maken. Deze schrijnende armoede maakte diepe indruk op ons als groep. Omdat we niets konden doen om hen te helpen hebben we een klein fortuin achter gelaten voor het geval er wel weer eens een marskramer in hun dorp zou komen en we zijn vast van plan om hem er eens langs te sturen, mochten we hem tegenkomen. Misschien kunnen we zelfs wel wat meer regelen voor deze mensen, maar dat is voor later zorg.

Behalve de richting waaruit de marskramer altijd kwam zijn we niets wijzer geworden in dit dorp. Voor het vertrekken was het enige wat wij nog deden het hervullen van onze waterzakken. Later hoorde ik dat Roka een bronzen plaat gezien had aan de muur van het kleine zaaltje waar we gegeten hadden, maar dat hij niet in staat was geweest deze van dichterbij te bekijken. Ook vertelde hij over de plaats boven de schouw waar een schilderij had gehangen gezien de verkleuringen, maar daar kon hij verder ook weinig mee.

Na een middag flink doorstappen, voor zover de gezondheid van Jason dat echter toeliet natuurlijk, rees voor ons een klif op. De ervaren mensen onder ons wisten me te vertellen dat het niet handig is om zoiets te beklimmen gedurende de vallende duisternis. Hier was ik erg blij mee, niet dat die vallende duisternis me veel kon schelen, maar ik zag het al wel aankomen dat ik van die klif zou vallen en ieder uitstel daarvan klonk me als erg positief in de oren. We sloegen ons kampement dus op onder aan de klif en wat een goede keuze dat was, zouden we de volgende dag ontdekken. Daarna aten we onze lunchpakketten op die vrouwe Madeleine voor ons had laten bereiden. Ze bevatten wederom delicatessen zoals toastjes met paté en andere verfijnde dingen die getuigen van te veel tijd, geld, ingrediënten en een goede kok. Om de een of andere reden hadden ze voor mij veel minder smaak dan de maaltijd van die middag, die duidelijk met veel meer liefde bereid was en eigenlijk ook een veel stevigere bodem bood voor een dag vol activiteit.

De volgende morgen werden we wakker van vooral het licht, de omgeving hier was al bijna net zo doods als voor het dorpje, geen vogel te bekennen. Gelukkig nog wel kevertjes en ander klein levend grut. Na mezelf snel gewassen te hebben met een scheutje water uit mijn waterzak at ik de laatste kruimels van het lunchpakket van vrouwe Madeleine. Het is nog steeds wennen voor mij hoe iedereen meteen na het wakker worden al vol in gesprek kan raken. Komt op mij over als bijzonder ongemanierd, al lijken ze het niet zo te bedoelen. Maar hoe iemand nu kan beginnen met ouwehoeren, nog voordat hij zichzelf een beetje gewassen heeft, is mij een volkomen raadsel. Getuigt van slechte opvoeding.

De beklimming van de klif bleek uiteindelijk mee te vallen. Niet dat het nu zo gemakkelijk was, want alleen had ik dit zeker niet gered, maar Ray was handig en oplettend genoeg dat hij niet alleen zichzelf zonder problemen naar boven kon loodsen, maar ook mij nog eens op ieder kritiek punt wist te ondersteunen. En hoewel hij continu dicht bij mij in de buurt bleef, bijzonder prettig natuurlijk als een leuke jongen dat doet, heeft hij geen moment misbruik gemaakt van de mogelijkheden die mijn gebreken aan lenigheid hem boden. Fijn dat hij zo betrouwbaar is, maakt me weer een stukje meer op mijn gemak om te reizen in dit gezelschap. Trouwens, ook Gwenneth bleek een bijzonder prettig gezelschap, kan erg leuk met haar kletsen. Ze is alleen wel een beetje vreemd op sommige punten, zoals duidelijk bleek tijdens ons gezamenlijke bad eerder. Alleen van Roka en Jason heb ik nog geen duidelijk beeld. Ben heel benieuwd wat voor karakter zij hebben. Tijd zal dat moeten uitwijzen maar tot nu toe heb ik ook met betrekking tot hen nog geen slechte gevoelens.

Onze tocht ging verder, met nogal lege maag helaas, over een verlaten vlakte. Naarmate wij verder vorderden zagen we langzamerhand steeds meer sporen dat deze vlakte niet altijd verlaten geweest was. Hier en daar lagen stukken oude wapenrustingen, af en toe nog met de skeletten van de eigenaar er in, en verroestte wapens. Hoe verder we kwamen des te frequenter dit soort taferelen werden, ergens in een lang verleden zal hier een enorme veldslag of zoiets hebben plaats gevonden. Gwenneth vond het allemaal maar niets. Ze liet ons stoppen om haar harnas aan te trekken. Zoals ze zei: “ik ben nu al twee keer verrast door lopende doden, een derde kaar gaat me niet overkomen”. Vanaf dat moment hield ze haar bijl, ‘broertje’ in haar hand en lette ze goed op ieder skelet waar we voorbij liepen. Op dat moment vond ik haar maar paranoïde, maar toen nog geen kwartier later wij omsingeld waren door een zes tal zojuist opgestane skeletten, dacht ik daar wel anders over! Dankzij haar oplettendheid en lichte paranoia zijn we nu nog allemaal ongeveer heel.

Het resulterende gevecht was erg chaotisch. Jason en ik werden goed gedekt door respectievelijk Roka en Gwenneth. Ray stuiterde tussen de tegenstanders heen en weer en sprong daar bij waar hij het hardste nodig was. Gwenneth en Roka kregen het overgrote merendeel van de klappen. Jason kon zich ondanks zijn best wel zware verwondingen goed nuttig te maken door achter de skeletten langs te sneaken en ze vanuit de rug aan te vallen. Maar goed dat skeletten niet zo slim zijn, was voor hem niet best geweest als ze zich hadden omgedraaid en aangevallen. Dankzij Gwenneth kreeg ik de kostbare tijd die noodzakelijk is voor het uitspreken van een ingewikkelde spreuk. Hiermee kon ik gedurende de rest van het gevecht met een soort boemerang van vuur de skeletten te lijf gaan. Al met al een goed gevecht, we raken steeds beter op elkaar ingespeeld. Wel erg verontrustend dat ook hier de skeletten zomaar opstaan. Voor zover ik weet deden ze dat niet op de plaatsen waar ik eerder geweest ben, voor dit hele avontuur begon. Hoop dat we snel op een normale plaats komen zodat we wat hulp kunnen zoeken om deze mysterieuze zaken uit te zoeken. In dit gebied is duidelijk het een en ander niet in de haak. Een plaats met een bekwame priester, mensen die niet vrijwel uitsterven door de honger en in het bijzonder zonder lopende lijken is al normaal genoeg op dit moment. Maar op korte termijn zou iedere plaats die een redelijke maaltijd kan verzorgen al een hele verbetering zijn ten opzichte van dit niemandsland.

Gitana

Sessie 4 volgens Ray

Lief dagboek,

Nou als dit zo door gaat wordt het nooit wat met mijn realistische heldenverhaal. Nou ja, dan maar wat bij verzinnen, ze zullen het toch nooit geloven dat een wereld als deze echt bestaat. Ik was toch al van plan het boek te verfraaien, ik ga niet ze niet jou laten lezen. Sorry, maar niemand zou me dan meer serieus nemen. Wie leest er nou heldenverhalen over dappere krijgers die beginnen met lief dagboek?

Afijn, we hadden dus die geit gered van zijn ‘barre omstandigheden’ en liepen verder richting waar duidelijk ergens een dorp zou gaan beginnen. En inderdaad, we kwamen bij een bijna verlaten dorp. Zo eentje dat je doet denken aan zo’n mijnersstadje waar de mijnen intussen al jaren leegstaan. De meeste huizen waren dan ook ingestort en het enige teken van leven wat we konden ontdekken waren de waslijnen. De verlatenheid maakte me al snel duidelijk dat ik een nieuwe dolk kopen vandaag wel kon vergeten en Jason zijn genezing.

De enige mensen die hier waren vrouwen die wat schuchter weg liepen toen ze ons zagen. Gitana en Gwynneth wisten hier wel raad mee en een half uur later waren we uitgenodigd door vier vrouwen voor een maaltijd in hun gemeenschapshuis. Daar konden we natuurlijk geen nee op zeggen De vrouwen waren arm, oud en zaten er een beetje somber bij. Na een beetje gevraag kwam ik er al snel achter dat zij ook onderdeel van dit magische pretpark moest zijn. Ze wisten dus niks van de omgeving af en ondanks hun armoe bleven ze hun land bewerken terwijl ze ongetwijfeld hebben moeten afvragen of ze niet ergens anders moesten gaan verhuizen als het normale mensen betrefde.

Die magiër moet hun verwaarloosd hebben op één of andere reden. Hij kan best wel eens dood zijn, maar dat wisten ze niet. Gitana en Gwynneth ondertussen kletste en kletste maar door. Die arme boerinnen hadden zo weinig eten dat we ze uit medelijden geld gegeven voordat we verder op reis gingen. Hmmmm, Ik maak er liever van dat het dorp vol met toch nog bloedmooie dames ondanks hun leeftijd en armoe nou aangevallen werd door een groot monster en ik met wat moeite deze versla hebben we een mooi mini-avontuur voor op weg naar het grote avontuur van Ray Paragon de heldhaftige.

Maar goed, in plaats daarvan volgde wij het pad die ons naar bewoonbaar gebied zou leiden, maar die veranderde in een bergpad, die je half moest beklimmen, waar ik als ‘held’ Gitana mocht gaan dragen. Het bergpad was lang en moeilijk, dus sloegen we kamp en de volgende ochtend begonnen we aan onze bergtocht. Zodra het pad ook maar een beetje moeilijk begon te worden viel Gitana ‘per ongeluk’ op de grond, waardoor ik omdraaide en keek ze me hulpeloos aan. Zucht. Ik weet niet of ze mijn situatie begreep, maar ze aangezien ik het er dichtste bij haar liep en de lenigste was gaf me twee keuzes: Of ik ben in de ogen van de anderen een lompe boer en laat haar liggen. Of ik ben in de ogen van de anderen een gluiperd en die denkt misbruik te maken van deze situatie. Maar niemand behalve ik zal denken dat misschien Gitana gebruik maakte van haar charme omdat ze te lui is om zelf een heuveltje op te klimmen. Ik besluit dat we het beste ruzies kunnen vermijden en het snelste boven zullen zijn als ik haar draag. Maar goed, Argwanend wordt ik dus bekeken door Gitana en de rest, verwachtend dat ik iets probeer, maar ik kijk weg. Ik vind dat Gitana iets goed te maken heeft met haar toneelspel. Ik wou haar nog bijna ‘per ongeluk’ laten vallen omdat ik me bedenk dat dit TY-pisch zo’n figuur kan zijn die denkt dat ze slim is en dan nog beweert een buitengewoon hoog EQ te hebben ook.

Ik begon Gwynneth steeds leuker te vinden totdat ik achter me haar “Misschien is ie wel homo” hoor zeggen. Ze gniffelt er nog even achteraan. Nou leuk hoor. Nu ben ik dus homo. Misbruikt en geplaagd wensde ik dat we snel boven waren. Na een kwartiertje of wat waren we dat ook en keken we uit op een veldje waar veel gevochten is geweest. Ik liet Gitana los en met een kort dank je wel klopte ze haar kleren die vies waren geworden van al het gruis. We keken samen naar het veld. Botten, wapens en harnassen lagen overal bezaaid. Dan komt Gwynneth boven, werpt een blik, trekt meteen haar harnas aan en slijpt haar bijl, paranoia dat ze is om zich klaar temaken voor een gevecht met ondoden. Ze waarchuwt ons hiervoor en wordt kwaad als Gitana haar paranoïde noemt. Zelf had ik ook zoiets van tsja.. maar ik bedenk dat ze nog best gelijk kon hebben en we konden geen risico’s nemen vanwege Jason. Ik greep mijn dolken, Roka greep zijn (boog?), Jason twijfelt en die domme griet-ana bleef nog steeds discussiëren terwijl de botten zich vormden. Zes skeletten sprongen op, met harnas en al. Ik rende als een kip zonder kop…ik bedoel ik verdigde me met mijn dolken de ‘lieftallige’ Gitana die een spreuk aan het maken was. Tegen de tijd dat ze klaar was met haar supermachtige spreuk hadden we het zooitje alweer opgerold.

Dag 113/114 Ray Consttantijn Paragon

Sessie 5 volgens Ray


Pfoeh wat een drukke dagen waren dat zeg.
Ik heb dagenlang gewerkt van 5 uur ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan het bouwen van een nieuwe omheining. Ik heb daardoor dagenlang niet meer mijn dagboek kunnen invullen omdat ik zo moe was.
Afijn, ik zal beginnen bij het begin..

Nadat we gevochten hadden met de ondoden zijn we verder gelopen in de hoop de beschaafde wereld te zien.
Onderweg kwamen we iemand tegen die zat te picknicken en een vrouwelijke versie van frederik.
De wagen die ‘frederika’ aan het repareren was was pikzwart en er zaten zwarte paarden voor.
De picnicker bleek de kasteelheer te zijn van het kasteel waar we Frederik en Madelaine woonden.
Ik vond het allemaal een beetje raar. Hij was een brief aan het schrijven naar zijn lief, Madelaine natuurlijk en maakte zich zorgen over de dorpelingen. Maar toen we vertelden dat de dorpelingen vooral voedsel nodig had wilde hij liever meer dorpelingen en beesten hebben. We zouden zelfs er geld voor krijgen. De rillingen lopen over mijn rug. Ik moet er niet aan denken, die arme dorpelingen. Want alles wees erop dat de man een vampier was, alleen zou hij, volgens deze wereld en in vampier verhalen dan niet in het zonnetje zitten. Wat eigenlijk alleen maar meer verontrustend was.

Goed, het was toch nog een redelijke geruststelling om iemand te zien die er niet uitzag alsof hij betoverd was, met geheugenverlies leed en geen idee had waar die zich bevond.
Hij vertelde ons dat we in zijn hertogdom zaten die ingeklemd zat tussen het rijk van de pattinoor en de pattichute ofzo. Na ja, ik kon er niet veel kaas van maken hoe het maar blijkbaar is de pattichute naam voor het landelijk bestuur en de pattinoor naam voor de militairen in deze streek.

Nadat hij de weg had gewezen was de wagen gerepareerd. Hij moest weg en wij liepen door.
Na uren lopen kwam eindelijk een dorp en een stad in zicht. Omdat het dorp het dichtste bij was hebben we drie dagen in een herberg gezeten met Jason. De kosten waren best hoog en dat werd dus een baantje zoeken en werken. Ik was nog amper aan het zoeken of ik mocht meteen beginnen met het helpen van het afmaken van de omheining.
Drie dagen later was Jason genezen en konden we naar de stad. We liepen naar buiten maar voordat we weg konden gaan werd ons gevraagd “rood of blauw?”. Misschien dat hier iets speelt dus ik schrijf het maar op. Ik koos voor rood, mijn lievelingskleur.

Ray Paragon
Dag 114/115/116/117


Lief dagboek,

Aangekomen in de stad hebben we nieuwe spullen gekocht. Ons geld raakt steeds meer op. Tot onze ergernis waren zigeuners hier niet geliefd en moest Gitana een hoofddeksel kopen die haar gezicht wat verborg.
De rest van de dag was niet zo boeiend.
Gelukkig hebben we hebben wel veel lol gehad in de kroeg en kregen we te horen dat in deze buurt veel gespuis rondloopt. We maken plannen om hier op één of andere manier voordeel uit te halen. Ons plan is om de vrouwen laten we ver voorlopen in een onguur straatje in de hoop dat bandieten of verkrachters de rest van ons niet zien. Of we halen hetzelfde geintje uit in de kroeg..

Ray Paragon
Dag 117
113/114 Ray Consttantijn Paragon

Sessie 6 volgens Roka

Ik denk dat het verstandig is om de gebeurtenissen van de afgelopen dagen op te schrijven. Wat er gebeurt is, is op zijn zachtst gezegd merkwaardig te noemen, maar laat ik bij het begin beginnen.

We zaten net een paar weken in Endin, dat kleine dorpje dat op een dag van Gendin ligt, Nadat Jason weer wat op krachten is gekomen besloten we dat we de omgeving maar eens wat uitgebreider gingen verkennen. We hadden een verhaal gehoord over boeren jongens die met een brief, waarin een soort liefde verklaring stond, naar een bepaalde poort gingen. Daar zouden ze de brief op de poort spijkeren, en vervolgens zou het geluk in de liefde ze toelachen.

We besloten maar eens te gaan kijken wat er achter deze gewoonte zat en vooral wie. Om dit te doen besloten we dat ik mij voor zou doen als boeren jongen die met een brief onderweg was naar de poort.

De rare gebeurtenissen begonnen bij de herberg die vlak bij de poort te vinden was. Nadat ik die avond van een simpele maaltijd genoten had en naar bed gegaan was kwam de bedienster bij mij langs, in ruil voor een dienst die ik in de toekomst zou moeten verrichten zou zij mij leren hoe je het beste met je geliefde om kan gaan. Tot slot waarschuwde ze mij voor een jongen die ik de volgende dag onderweg tegen zou komen.

De volgende dag ging ik alleen op pad terwijl mijn vrienden mij op een afstand volgden. Al redelijk snel werd ik aangesproken door de jongen voor wie ik de avond ervoor was gewaarschuwd, hij probeerde mij ervan te overtuigen dat verder gaan naar de poort het niet allemaal waard was. Ik wilde echter graag weten wat er verder achter zat en heb het advies in de wind geslagen.

Verderop op het pad kwam ik een oud vrouwtje tegen die een bos takken bij elkaar aan het rapen was, nadat ik haar geholpen had de takken bij elkaar te rapen, nodigde ze mij uit voor een kop thee, Ook zij stelde me een aantal vragen over mij vader en de boerderij. Nadat ik hier weggegaan was kwam ik bij de poort aan. In overleg met de rest van de groep heb ik mijn brief aan de poort vastgemaakt met de dolk van Gwynneth.

Op de terugweg werd ik weer aangesproken door het oude vrouwtje. Blijkbaar had zij alles meegekregen wat er gebeurd was. Zij was dan ook de gene die iedereen achteraf van een advies voorzag. Mij vond ze echter maar een raar persoon, Ik deed alles wat van mij verwacht werd maar ook niet meer dan dat. Ze gaf mij het advies om de nacht door te brengen in een ruïne even voorbij de herberg.

In overleg met de rest van de groep besluiten we dat we gezamenlijk naar die ruïne te gaan, en daar te overnachten. Bij die ruïne aangekomen lijkt het wel op een soort vervallen kerk, of dorpshuis. in elk geval was er niemand geweest die hier de laatste jaren nog geslapen heeft. We hebben in het midden van de ruïne een plek geschikt gemaakt om te overnachten, en met een wisselwacht kon iedereen ook nog slapen.

Tijdens de wachtbeurt van Jason hoorde hij in eens klokken luiden, hij maakte de rest van ons wakker, en wij zagen een gedaante, een soort geest. Ik ben erop afgelopen en de geest ging met mij in gesprek, Ik had het gevoel dat hij van mij een uitspraak probeerde te ontlokken als: "het doel heiligt de middelen" of "Ik wil best alles opofferen om erop vooruit te gaan" nou ben ik het daar niet helemaal mee eens en draaide ik wat om die uitspraken heen. Na afloop wilde hij mij de hand schudden, daarbij zei hij iets als: "De tijd zal wel leren om te zien of je waardig bent."

Toen ik hem de hand schudden kreeg ik in eens enorm veel pijn in mijn hand, zoveel zelfs dat ik bewusteloos viel.

Toen ik weer bij kwam bleek ik een hele kleine dolk op mijn hand te hebben staan. We besloten maar terug te gaan, Bij de herberg wilde Gwynneth nog even informeren naar de jongen die mij onderweg had aangesproken, wij hadden namelijk niet het idee dat hij onderdeel was van dit "programma". Blijkbaar was hij jaren geleden ook aan dit programma begonnen maar werd hij wel overtuigd door een andere jongen dit het eerder al eens had opgegeven, op dit moment proberen ze allen jongens die langs komen ervan te weerhouden verder te gaan.

Terug bij Endin zijn wij op zoek gegaan naar de genezers die Jason had verzorgd. om ook haar om informatie naar te vragen. Na een paar dagen zoeken vonden we haar. Ze kon ons echter niet veel meer vertellen over de dolk op mijn hand, maar ze was er wel erg bezorgd over.

Hier zit ik nu, nog steeds met een dolk in mijn hand gebrand, Ik heb geen flauw idee wat het is, maar ik heb er geen last meer van gehad. Laten we hopen dat ik er verder niets meer van ga merken, maar ik ben bang dat we er nog wel eens last van gaan krijgen.

Roka


Sessie 7 volgens Gwenneth

Broertje, .
Ik moet bekennen dat het allemaal niet zo loopt. de laatste tijd. Misschien is het mijn schuld, ik voel me in ieder geval ellendig.

Er zijn veel interessante dingen te beleven in de omgeving: we zouden naar het arme dorp toe kunnen gaan, het slagveld onderzoeken, de waarheid achter het vreemde litteken op de hand van Roka onderzoeken, een baan kunnen zoeken (ons geld raakt op), de stad in kunnen duiken om daar het plan van Ray uit te voeren, of iets anders. Maar gisteren gingen we op zoek naar een stel wolfmensen. Misschien wisten zij iets meer van de ondoden in de omgeving. Bovendien, ik moet toegeven, ik verlangde er ook een beetje naar om weer iemand zoals mezelf tegen te komen. Dat was misschien een beetje egoistisch van me. Maar vooral maakte ik me bezorgd over de veiligheid van de herders hier in de buurt. Dat zijn aardige mensen, ik zou het heel erg vinden als hen wat zou overkomen. En weerwolven kunnen gevaarlijk zijn. Dat heb ik van jou geleerd, broertje..... Jij was nooit gevaarlijk naar mij, maar je was best gevaarlijk. In ieder geval waren de mensen in de omgeving bang van je. Zo bang, dat ze je niet in leven wouden laten.

Roka is en blijft een goede jager. Vanaf een kampement van de herders wist hij al vrij snel een goed spoor te vinden. Hoe hij dat doet? geen idee. Het was al zo snel donker dat ik bijna geen hand voor ogen meer zag. Omdat we hem niet in de weg wilden lopen slopen we met de rest van de groep honderd voet achter hem aan richting de heuvels.

Op een bepaald moment liep het spoor naar een grot in een heuvel toe. We hadden ook de weg verder het bergdal in kunnen volgen, maar we waren hier voor de weerwolven, dus bekeken we de ingang wat beter.

Tot onze verbazing stond er een skelet op wacht bij de ingang van een grot. Weerwolven en ondoden samen? Dat had ik toch niet verwadcht. Of misschien heeft iemand het skelet hier juist neergezet om de wolven in de gaten te houden. Het skelet doet het in ieder geval niet overdag. Het zat met een ketting vast, als een soort van waakhond, dus misschien is het hier wel helemaal niet door de weerwolven neer gezet. Het hele idee van weerwolven die gebruik maken van ondoden staat me ontzettend tegen.
Roka wist het in ieder geval met twee goed geplaatste schoten van zijn boog uit te schakelen.

Verder op in de gang vonden we een groep van een half dozijn weerwolven (of iets wat daar sterk op leek) in de buurt van een kampement bij een soort ondergronds riviertje. Ik kon niet goed zien wat precies, want je hebt me ooit gewaarschuwd, broertje, dat weerwolven niet van katten houden. Dus leek het ons het best dat ik wat achter bleef. Ze mochten me eens ruiken.
Gitana probeerde een gesprek met de weerwolven aan te knopen. Iets in eht gesprek ging verkeerd. Ik kon niet zien wat. Misschien namen de weerwolven Gitana niet serieus. Ze kwamen in ieder geval snel onze kant op, met een houding tussen agressie en speelsheid, dat moest dus wel verkeerd gaan. Te veel mannen bij elkaar die willen stoeien, dat moet wel verkeerd gaan. Ik riep nog dat ze wat kalm aan moesten doen, maar nee, wapens werden getrokken en men begon op elkaar in te hakken.

Gitana stond onbeschermd te dicht bij, Ray stormde veel te ver vooruit om haar positie te beschermen en raakte van de rest van de groep afgesneden. Ray is geweldig lenig en snel, hij wordt bijna niet geraakt. Het was indrukwekkend om te zien hoe hij in zijn eentje het tegen vijf weerwolven vol probeerde te houden, maar het was ook totale waanzin. Ik probeerde hem nog terug te roepen, om een lijn te vormen waarin we elkaar konden steunen. Maar hij trok zich niet terug.

Ray en Jason zijn allebei fantastisch lenig, maar ze dragen vrijwel geen harnas en alleen heel lichte wapens. Dat betekent, dat ALS ze geraakt worden dat bijna altijd hard aankomt, en dat ze zelf in gevecht tegen een goed bepantserd iemand bijna geen schade doen. Gelukkig worden ze bijna nooit geraakt. Maar Rey stond zo ver vooruit, dat de weerwolven hem in de tang konden nemen. En hij kreeg zware klappen. Dit was geen onschuldige stoeipartij mee, dit werd gevaarlijk.

Terwijl Gitana een vuurspreuk prevelde rende ik zo snel mogelijk buitenom Roka bleef pijlen schieten en Jason probeerde Ray te hulp te komen, maar er stonden te veel weerwolven tussen. De grootste bruut onder de weerwolven rook me en kwam mijn kant op. Hij zag er een heel stuk sterker uit dan mij en had een blik in zijn ogen waaruit bleek dat hij graag eens zijn tanden in een kat zou willen zetten, dus gebruikte ik de schijnbeweging die jij me geleerd hebt: een aanval welke je hoog boven je hoofd begint, zodat het lijkt dat je de bijl van boven af laat komen. Een domme tegenstander probeert dat te pareren door zijn schild of wapen boven zijn hoofd te houden, net op het moment dat je de bijl naar achteren haalt voor een aanval op het onderlichaam. Het werkte perftect, hij kreeg een vreselijke houw in zijn been. De Weerwolf viel om en kon weinig meer doen. Helaas deed Ray op dat moment hetzelfde.

Met Roka, Jason en Gitana niet in staat om genoeg schade te doen, Ray die dood lag te bloeden en geen tijd om te overleggen (ze hadden toch niet geluisterd) werd ik wanhopig. Er knapte iets in mijn hoofd, en ik voelde hoe ik in een kat veranderde. Ik moest jou laten vallen en mijn harnas scheurde kapot. Dat had wel tot gevolg dat alle weerwolven zich mijn kant op wendden (Ha! een kat!). Het leek me beter om op dat moment de benen te nemen. Buiten stond een mooie boom, en dat gaf de rest van de groep de kans om Ray te verbinden.

Wat er daarna precies gebeurde is me onduidelijk, maar waarschijnlijk heeft de leider van de wolven ook ingezien dat verder vechten zinloos was. Mijn spullen werden naar buiten gegooid met de mededeling "opdonderen jullie". Kon ik me tenminste nog aankleden. Opdonderen dat deden we dus maar...

We zitten nu weer in de herberg. Ik hoop dat de genezeres hier Ray snel opkan lappen. Ik hoop ook dat ze weet te verhinderen dat Ray zelf in een weerwolf veranderd, want zij die gebeten worden door een weerwolf veranderen bij de eerste volle maan zelf ook in een weerwolf, en ik weet niet hoe Ray daar op gaat reageren. Nieuwe weerwolven hebben bijna geen controle over hun gave, het heeft bij mij ook jaren geduurt voor dat ik het een beetje onder controle had. En dan hebben we ook nog de hand van Roka met zijn demonische tatoeage.....

Maar we hebben in de groep ook nog wel wat uit te praten. Dit was geen goed gevecht van onze groep. We opereerde veel te verspreid. Mensen stelde zich veel te kwetsbaar op. We moeten echt als een roedel meer bij elkaar blijven. Elkaars rug dekken. En dat bijna niemand harnas draagt is ook veel te gevaarlijk. Ik ga eens een goed gesprek hebben met Gitana over het dragen van een licht leren harnas. Deze wolven waren vrij dom, maar als we ooit moeten vechten tegen tegenstanders welke wat meer nadenken schakelen ze haar uit voordat ze een kans heeft gekregen om ook maar een spreuk uit te spreken.
We hebben ook een probleem als we moeten vechten tegen wezens met een zwaarder harnas of een dikke vacht, zoals deze weerwolven. Krabben helpt dan niet. Maar ik weet niet of de rest van de groep dat door heeft. Naar mij luisteren ze in ieder geval niet.

Ik heb blijkbaar door jou een heel verkeerd beeld van weerwolven gekregen. Jij was aardiger, verstandiger en slimmer dan dit hele zooitje ongeregeld bij elkaar. Okee, je gromde wel eens, maar ik had nooit het gevoel dat je me aan stukken wilde scheuren. Blijkbaar zijn normale weerwolven grote bruten die het leuk vinden om alles kapot te maken. Ik schaam me dat ik zo heb zitten drammen dat de groep deze kant op moest. Ze zullen me wel een eigenwijze trut vinden, met mijn opmerkingen. Maar ik laat ze niet alleen. Ze hebben zo verschrikkelijk veel talent ..... Wat we nodig hebben is gewoon een goede instructeur, of in ieder geval wat meer geld. Zoals het nu gaat kan ik over een tijdje mijn kamer in de herberg niet meer betalen. En ik ben niet van plan er dit keer weer eens vandoor te gaan. Dus ik ga maar eens op zoek naar een baantje.

Broertje, zucht....

Sessie 8 volgens Gitana

Na het gevecht met de groep weerwolven zijn we al strompelend er van door gegaan. Ray had de nodige ondersteuning nodig, hij was er slecht aan toe. Gelukkig was het niet al te ver lopen naar de schaapsherders. Door hen werden we vriendschappelijk opgevangen en ze boden Ray hun hulp aan. Hierdoor was hij gelukkig snel weer op de been.

Een opmerkelijke ontmoeting gedurende onze tijd in het kampement van de schaapsherder was die met een jonge dame genaamd Nat. Denk dat ze eigenlijk Nathalie heette, maar dat ze dat te lang vond ofzo. Ze liep op een avond het kamp binnen, doornat en stinkend naar moeras. Onze eerste indruk was dan ook dat we werden aangevallen door een moeras monster. Maar bij het licht van enkele toortsen bleek snel genoeg dat het hier om een jonge dame ging die in het moeras gevallen was. Heb haar een van mijn jurken geleend zodat ze er een beetje toonbaar bij kon lopen nadat ze zich gewassen en gedroogd had. Eenmaal wat bijgekomen hebben we met haar gepraat en ze vertelde ons hoe ze in dit land terecht was gekomen. Ze was namelijk op een advertentie ingegaan bij een pakhuis waar ze avonturiers zochten, reis naar het zuiden inbegrepen… blijkbaar is onze avonturiers groep dus nog niet genoeg voor wie er dan ook vind dat er hier avonturiers moeten komen.

Het tweede wat de moeite van het vermelden waard is, is het bezoek van een marskramer aan het kampement van de schaapsherders. Zijn naam was Arnt, of misschien Arend, kon hem niet goed verstaan. Hij had niet alleen een willekeur aan kleine handige dingetjes te koop, zoals naaigerei, maar hij verkocht ook wapens. En dan niet de troep die in de stad te koop was, nee echte bruikbare wapens. Simpel maar dodelijk. Ook had hij de mogelijkheid om voor ons harnassen te regelen en daar hebben sommigen van ons dankbaar gebruik van gemaakt. Het belangrijkste van onze ontmoeting met hem is misschien nog wel dat hij ons vertelde over een krijger die de hulp zocht van een paar ervaren vechters. Hij zou min of meer de beschermer zijn van een dorpje dat door een groep orken bedreigd werd.

Na overleg met de groep werd besloten om te kijken of die krijger misschien interesse zou hebben in hulp van onze groep. Het toeval wilde dat Nat een eindje dezelfde kant op moest en dus vertrokken alle gasten van de herders tegelijk.

Vol goede moed gingen we op stap. Bij het kampvuur s avonds hebben we met elkaar uitgebreid tactieken besproken over hoe we als groep beter samen zouden kunnen werken. We waren allemaal wel geschrokken hoe het de vorige keer verliep met Ray. En alsof de duivel ons afgeluisterd had konden we meteen de volgende middag onze plannen in praktijk brengen. We werden namelijk overvallen door een groep orks!

Terwijl we over pas liepen met aan de ene kant een afgrond en aan de andere kant een tamelijk steile bergwand, kwamen van twee kanten orken op ons af. De groep splitste zich in tweeën, met aan de ene kant, Ray, Nat en ik en aan de andere kant, Gwenneth, Roka en Jason. De orken vielen grofweg in te delen in twee types. De grote brute vechters, die niet al te snugger bleken. En de kleinere gemenere die om de een of andere reden die grote bruten leken te commanderen. Ray en Nat wisten goed het pad te blokkeren, waardoor ik vanachter hun rug behoorlijk op mijn gemakje vuurballen naar de orks kon gooien. Aan de andere kant verliep het gevecht wat minder voorspoedig. Ondanks alle plannen om stevige linies te vormen raakte Roka, de jager, afgescheiden van de andere twee. Gelukkig kon hij zich door zijn goede lenigheid staande houden op het randje van de afgrond. Daardoor kregen Gwenneth en Jason het voor elkaar om een van de grote brute orks de afgrond in de laten tuimelen. Hierna was het snel bekeken. De orks verloren de moed en gingen er met de staart tussen hun benen vandoor!

Sessie 9 volgens Gitana

We vervolgden onze reis richting het dorpje dat de marskramer Arnt ons beschreven had. Zijn route beschrijving was goed te volgen en de weg was goed te begaan. We waren dan ook vrij vlot bij onze bestemming, toen we opeens tot onze schrik wapengekletter hoorden! Nou ja, we, we, Roka de jager hoorde het natuurlijk als eerste. Nadat hij dat aan de rest van ons vertelde, kwam iedereen radend snel in actie! Gwenneth veranderde zich in een kat-mens, en sprintte er vandoor! Ray rende er rap achteraan. Roka bleef een beetje achter samen met mij. Terwijl ik echt mijn best deed zo snel mogelijk op te schieten, hield hij me op zijn gemakje bij. Rennen is echt niet mijn sterkste punt. Toen we aankwamen bij de rest van de groep was het gevecht al in volle gang. Er lag zelfs al een grote brute ork tegen de grond! (ook deze groep orks viel onder te verdelen in grote stommelingen en kleine gemene orken)

Achteraf hoorde ik dat Gwenneth die te pakken had gekregen door hem met een schijnbeweging in zijn rug aan te vallen, in EEN keer neer!

De groep orken die we vonden waren druk bezig om een houten palissade op een aarden wal neer te trekken. Van achter deze palissade kwam het wapengekletter wat we gehoord hadden. Een kleine gemene ork die nog op de palissade stond riep naar achteren om versterking! Hij beschreef zelfs alle leden van onze groep in het kort.

Het gevecht verliep goed voor onze groep, we deden allemaal dat waar we het beste in waren. Zelfs de kans gehad om onze jager eens gebruik te zien maken van zijn boog.
We hebben het dan ook voor elkaar gekregen om de orken te verjagen.

Hierna hebben we polshoogte genomen in het dorpje. Ze waren gedurende de afleiding van een brandende hooiberg overvallen door een groepje orks. Deze orks waren ergens over de bergen heen getrokken en vanaf de andere kant hadden ze versterking gestuurd. Doordat wij deze versterking vanuit de rug hebben weten aan te vallen hebben we het dorpje waarschijnlijk precies genoeg kunnen helpen om niet helemaal in de pan gehakt te worden.

De verdediging van het dorpje stond onder leiding van een oud veteraan genaamd Albrecht. Hij is duidelijk een bijzonder ervaren vechter, ook al loopt hij wat mank. We hebben de hele avond met hem zitten praten. Over de omstandigheden in het dorp. Over de orks, die in deze buurt in opkomst lijken te zijn. Over de toren die een onderdeel vormt van de palissade, volgens Albrecht een oude magiërs toren, met elementalen van vuur en vrouwelijke elementalen van kwaad. Tot onze grote verrassing wist Albrecht ook dingen over de goden, en de verschillende gebieden waar de wereld in is verdeeld. Hij is zelf ook naar het gebied van de Elfin gekomen door een pakhuis. In zijn geval een pakhuis met fruit en niet vanuit het gebied van de Gnoom, maar vanuit het gebied van de Demon!

Uiteindelijk hebben we besloten een tijdje in deze buurt te blijven. Albrecht zal ons voorzien van een klein loon, kost en inwoning in ruil voor onze hulp. Ook krijgen wij nu in het vervolg een korting van 25% op al onze aankomen bij Arnt de marskramer.


sesjo9

Kaart van de slag (met dank aan de spelleider):
A: de plaats waar de pallisade muur werd neergehaald
B: de poort in de pallisademuur
C: De plaats waar de groep al rennend vandaan kwam
D: Mysterieuze toren (zie sessie 10)

Sessie 10: verkenning van de mijn

Sessie 11: verkenning van de magierstoren in het stadje

Sessie 12 volgens Gwenneth

Broertje,
Arnt bracht mijn harnas bestelde nieuwe harnas binnen. Al met al niet goedkoop. Ik heb er geld van Gitana voor moeten lenen en het was duur, maar ik denk dat het de moeite waard is: het is wat zwaarder op de torso maar omdat het voornamelijk van voren beschermd, gelukkig niet al te zwaar. De maker heeft zijn best gedaan: het ziet er allemaal goed uit en zit als gegoten alsof het op maat gemaakt is. Nu maar hopen dat we de komende tijd wat geld verdienen, dan kan ik misschien over enige tijd ook een sabel bestellen. Nadat ik mijn schuld aan Gitana heb afgelost, natuurlijk.

Toen ik voor het eerst mij in mijn harnas liet zien moest de rest van de groep grinniken. Ik snap het niet. Een zwart, leren harnas is toch prima om je mee te verstoppen? En natuurlijk is het geheel gemaakt voor comfort, dus bedekt het alleen die plaatsen waarvan het zinvol is om ze te bedekken en sluit het strak aan. Ik begrijp de mannen in de groep niet. Erg onprofessioneel hoor...

We zijn Jason voorlopig even kwijt. Misschien dat hij nog terug komt, maar dat valt niet goed te voorspellen. Nu ook Ray even wat met zijn tent aan het trekken is, mist de groep beide "snelle jongens". Da's wel even wennen. Gelukkig hebben we een vervanger in de vorm van "Helmut". Een stevige krijger: zwaar bewapend, stevig harnas en een even stevig ego. Hij is erg zeker van zichzelf. Ik kan hem op dit moment moeilijk inschatten, maar hij lijkt me capabel. Hij loopt in ieder geval rond met fatsoenlijk wapentuig, in plaats van zo'n sate-prikker als Ray en Jason. Waar hij zijn zelfverzekerdheid vandaan heeft, weet ik niet. Het kan ervaring zijn, maar misschien is hij wel van adel. Ik hoop dat het het eerste is.

Wat verder met Albrecht gepraat over wat we nu het beste kunnen doen. Hij kwam met de suggestie om eens wat verder weg in de heuvels te gaan kijken om te zien wat er nu eigenlijk met de ondoden en de orks aan de hand is. Gelukkig is Roka nog bij ons, dan hebben we tenminste iemand die zich goed in de wildernis weet te redden. En als we wat boven natuurlijks tegen het lijf lopen hebben we onze eigen magier! Eigenlijk zijn we best wel een complete groep.

Het was niet zo ver buiten het stadje dat we voor het eerst sporen tegenkwamen. Roka komt hier vaker dan ik. Maar hij is dan ook een echte jager, ik maar een amateur. Ook Helmuth is niet zo'n goede verkenner en Gitana, nou ja, ze kan heel erg goed toveren. Goed, Roka had dus het idee dat er in de verte een hele groep orks aankwamen. Wij eerst een beetje benauwd. Het was immers niet de bedoeling om hier midden in de wildernes een complete veldslag te beginnen met maar vier van ons tegen een hele groep van hen. Maar deze orks waren op de vlucht. Ze zenden niet veel verkenners uit, hebben alle vrouwen en kinderen meegenomen en telden veel wagens en gewonden in hun midden. Wat nu? We besloten een poging te wagen een gesprek aan te knopen. Als de orks op de vlucht zijn, zijn ze ergens bang voor. Dan is het misschein van belang dat we weten waar ze bang voor zijn.

Normaal is Gitana nog net iets beter met dit soort dingen als ik. Maar Gitana is niet zo snel. Het leek me toch handig dat de persoon die probeert contact te leggen een goede kans maakt om zichzelf te redden als er niet met de orks te praten valt, dus stelde ik me openlijk aan de kant van de weg op terwijl de rest van de groep zich iets verder verstopte. Wel bewapend, maar niet agressief. Zo van: we zijn hier niet om te vechten, maar kunnen van ons afbijten indien nodig. Of hard wegrennen.
De orks hielden geen halt, maar stuurde een gigantische orc op me af. Of tenminste, zo zag het er uit (mijn ogen zijn niet al te best). De orc deed heel stoer, maar toen ik geen aanstalte maakte om aan te vallen leek hij teleurgesteld en beende hij weg. De rest van de stoet trok verder langs me, en ik kreeg even het idee alsof ze me totaal zouden negeren. Een van de wagens hield halt. een heel vreemde wagen, met twee wielen waarvan de as door een soort echte klauwen werden vastgehouden.
Uit de wagen klom een stokoude orc. Hij had duidelijk moeite om vooruit te komen. Misschien dat hij aan zijn stamgenoten wilde laten zien dat hij nog sterk en vitaal genoeg was om dit soort dingen zelf af te handelen. Ik begroette hem beleefd (weet jij hoe je je beleefd tegen een orc gedraagt?). Hij keek me onderzoekend aan en nodigde me uit in zijn wagen. Ik legde hem uit dat ik niet alleen was, leek het hem beter als ik ook de rest van de groep maar in de wagen zou roepen. En zo zaten we met zijn vijven een beetje ongemakkelijk tegen de oudste orc te praten, die iemand van ons ooit gezien had.

Hij wist veel. erg veel. Hij verdacht mij ervan een bovennatuurlijk iets te zijn, maar gelukkig was dat niet zo. Hij wist ook precies wat Gitana kon en waar iedereen in de groep vandaan kwam. Da's indrukwekkend, want wij komen niet van hier, om het zacht uit te drukken. Ik kreeg bijna het idee dat hij meer van mij wist dan ik zelf weet. Hm.

De oude orc is de sjamaan van deze stam. Gitana werd helemaal enthousiast van de wagen en de inrichting van de wagen: dat zal vast wel iets van magiers zijn, want ik zag veel dingen aan de binnenkant die er erg magisch uitzagen. Geen idee wat ze deden. Gitana dus waarschijnlijk wel en ze vond het gaaf. Magiers he?

De sjamaan had niet zo'n leuk verhaal. Zijn stam is verjaagd door een grote groep ondoden en vlucht nu voor zijn leven. Dat ze recht het gebied van de andere rassen invluchten geeft wel aan dat ze wanhopig zijn. De stam ziet in de tunnel in de buurt van het stadje waar wij vandaan komen een ontsnappingsweg naar een gebied waar ze misschien als vluchteling welkom zijn. Dit gebied schijnt ergens aan de andere kant van dit rijk te liggen en wordt bestuurd door een machtige zwarte trol.
De sjamaan gaf ons ook een heel stuk achtergrond over wie er nu met wie oorlog heeft. Het was allemaal teveel om te onthouden. maar er was iets met de heerseres van dit gebied (De elvin) en half-ondood zijn, de chaosvolken die opdringen van buiten, de adel die geen zier om hun eigen onderdanen geeft (zoals gewoonlijk) en alles dat deze kant op komt. Hij vertelde ook dat de adel van het gebied waar wij verblijven (De Patinoor) tot de ergste soort behoort. Ze geven niets om hun eigen onderdanen, zolang ze hun eigen pleziertjes maar hebben. Het kwam allemaal op mij over als "morgen vergaat de wereld". Misschien dat we er ooit met alle inwoners van het stadje vandoor moeten gaan. Naar het gebied van een nobele met wat meer hersens en verantwoordelijkheidsgevoel.
Volgens de Sjamaan vallen de Bloesems wel mee. Die schijnen ergens in de buurt van de zwarte trol te wonen.

Al met al toch een goed idee om eens uit te vinden waar die grote tunnel nu precies naar toe leidt. Het kan nooit kwaad om een achterdeur te hebben, zeker in een tijd waarin de adel, de ondoden, de chaosvolken en wie dan nog meer allen een hekel aan je heeft. Een nuttig gesprek. Maar de orks moesten verder. De sjamaan had wel een suggestie. Hij wil iemand met ons meesturen. Als vertegenwoordiger van zijn volk als het ware. Hij stelde ons voor aan zijn dochter "Emanuela", een jongedame welke er erg menselijk uitzag. Ongeveer net zo menselijk als ik zelf. Het maakte me wel erg nieuwsgierig naar haar moeder, maar afgezien van het feit dat zij vleugels had kwamen we er weinig over te weten.

Emanuela lijkt me okee, maar het is wel een zwarte magier en dat geeft me toch een beetje de kriebels. Het zou niet terecht zijn dat ik iemand geen kans geef alleen omdat ze wat langere hoektanden heeft. We zullen zien. De sjamaan heeft ons veel stof tot nadenken gegeven.

Terug in het dorp liep de zoon van de burgemeester rond met een blauw oog. En hij wou er niet over praten. Hmmm. Ik mis wat.....

Sessie 13 volgens Gwenneth

De herbergier heeft twee knappe dochters. Fana en Fee. De tweede is heel handig, maar Fana niet. Ze laat wel eens dingen uit haar handen vallen (mijn eten), morst wel eens wat (mijn drinken) en kan ook al niet afwassen (mijn bord). Het is dat, of ze mag me op een of andere manier niet. Geen idee waarom.
Misschien mis ik nog steeds wat ....

In de herberg twee nieuwe gasten: een zekere Stephan en een of ander vreemd mank vrouwmens met een tamme rat. Ik houd niet van ratten. Ze zijn vies en eten veel te veel graan van de boeren op. Echte parasieten. Het is erg onbeleefd om huisdieren van andere gasten op te eten, dus hield ik mij in.
Stephan had wel zin om een tijdje met ons mee te trekken. Ray zowel als Gitana waren er niet, dus leek ons dat een goed idee. Het vrouwmens deed niets anders dan patience spelen in een hoek van de herberg. Wat ze hier doet? geen idee.

Op de agenda stond het verder verkennen van een stuk van de mijn. Met Emanuela erbij hadden we een groep van 5 man, dat lijkt ons genoeg om een stuk verder te komen . Dit keer namen we uitgebreid verlichting, eten en drinken mee.

Het eerste deel van de tocht ging over bekend terrein. Het leek wel alsof we een stelletje toeristen aan het rondleiden waren:
- "Hier ziet u dat de gang nog gegraven is, maar vanaf hier is het uitgehouwen".
- "links van mij ziet u een enge steen met een enge plank bij een eng meertje, wij raden aan hem te laten liggen"
- "En u ziet hier voor u dat de rotsbodem betegeld wordt."

We kwamen op het idee om toch nog even te kijken op het punt waar we de chaosdwerg en zijn bijl achter hadden gelaten. De dwerg zag er uit alsof hij wat dichter bij de bijl was gekropen. Hij had hem nu vast. Het zag er onheilspellend uit. En toen hoorden we een vreemd geluid in de verte: alsof er iemand in de verte op een grote trommel aan het slaan was. Dat was wel erg onheilspellend, daar moesten we achteraan. We gingen voorzichtig verder. De vorige keer zijn we hier niet verder gegaan omdat het ons te eng leek, maar dat getrommel in de verte zorgt er misschien voor dat dat skelet weer tot leven komt en dat kunnen we natuurlijk niet hebben.

De gang kwam uit in een grote grot met een boel grote paddestoelen. We liepen er voorzichtig door. Vreemde paddestoelen, want iedere keer dat we niet keken leek het wel alsof ze zich verplaatsten. We volgde het geluid naar een volgende grot, waar we een groot, dik en donker gekleurde mens op een grote trom zagen trommelen. We liepen naderbij om eenpraatje aan te knopen toen de terugweg werd geblokkeerd door tientallen paddestoelen die daar uit het niets verschenen. En uit alle hoeken en gaten, schaduwen en spleten in de grot waar we stonden stormden halflings op ons af.

Ik stond als aan de grond genageld. Halflings komen voor in het gebied waar ik ben opgegroeid. Het zijn bijna altijd boeren of handwerkslieden. Ze hebben bijna nooit ruzie met iemand, werken hard, zijn gek op hun familie en leven in harmonie met de natuur. En natuurlijk houden ze van katten. Ik kwam er altijd graag.
Deze halflings waren gek van moordlust. Bewapend met niet meer dan bestek, peperbussen en vleesstampers. En hoe we ze ook afweerden, ze bleven komen. Helmuth verpletterde er een, ik sloeg er ook zowet een doormidden, ze bleven komen. Emanuela stond helemaal verkeerd en werd hard op haar tenen geraakt. Ze liet zien dat ze goed kan (ver)vloeken!. Het begon er eng uit te zien, dus sloeg ik de trommel maar kapot. Emanuela vervloekte de trommelaar, die er snel vandoor ging, gevolgd door alle halflings.

We hebben de trommel gesloopt en namen de benen. De stukken van de trommel zag er wel waardevol uit, misschien leveren ze nog wat op. Hier en daar hadden mensen wat schrammen en bulten en Emanuela liep zeker niet zo goed, dus gingen we terug naar het dorp.

In de herberg verslag gedaan aan de Arnt en de rest. Dat manke vrouwmens met die vieze rat stelde allerlei rare vragen en kwam zowaar met een kaart van het land hier. Misschien dat we toch eens goed met elkaar moeten praten, of misschien kan Gitana dat beter doen. De vreemdelinge lijkt me een magier, en magiers kun je het besten door andere magiers uit laten horen.

Sessie 14 volgens Gwenneth

Broertje,

dat nieuwe wicht met die tamme rat heet Fatima. We zijn met zijn vieren (samen met Emanuela en Gitana) naar de plaatselijke magier toe gegaan om eens wat informatie uit te wisselen met elkaar. Het was best wel gezellig met elkaar, maar ik voelde me toch een beetje een buitenstaander. De andere damens zijn misschien een beetje te veel "echte" magiers. Zij vinden de theorie wel interessant, mij zegt het niet zo veel. Maar er waren meer dan genoeg praktische dingen te horen:

- de heerseres over dit gebied (de Elvin) is vermist. Men zegt dat ze half ondood is of zo. Maar in ieder geval is er iets erg mis, dat met de ondoden in dit gebied te maken schijnt te hebben. De ondoden zijn niet "in balans".
- er schijnt een mogelijke opvolger te zijn, maar daar is minder over bekend.
- de plaatselijke adel vindt het allemaal maar best en werkt zelfs samen met de ondoden. Niet alle adel is het daar mee eens en er is een tijdje geleden zelfs een behoorlijke strijd tussen twee groepen adel geweest. De Patinoors (uit dit gebied) en de Patisuuds (hiernaast) stonden aan verschillende kanten. Verder speelde de bloesems nog een belangrijke rol (waar heb ik die naam eerder gehoord). Het is me alleen niet duidelijk wie er nu gewonnen heeft. Het is me wel duidelijk dat we niet echt in het goede gebied zitten.
- Er zijn geruchten dat een groep van weerwezens het prima vond om met de ondoden samen te werken.
- Misschien werken de ondoden zelfs wel samen met de chaosvolken
- In ieder geval gaat het allemaal wel ten koste van de normale mensen in dit gebied. Zoals gewoonlijk zijn zij weer de dupe van alle spelletjes van de adel.
- Verder kwam Fatima nog met een stortvloed aan nutteloze feitjes die ik totaal niet kon plaatsen. Toch is ze niet de kwaadste. Laten we het houden op goedaardig getikt.

Overigens is het nu ook weer niet zo dat alle adel corrupt en slecht is. Er kwam iemand langs van een nabijgelegen vallei. Hij is zelf afkomstig van de Patisuud clan, maar getrouwd met een Patinoorse en daarom een beetje neutraal. Zijn vallei wordt over genomen door ondoden. Hij levert een beloning voor alle ondoden die we weten te doden en alle plaatsen die we van hun invloed weten te bevrijden. Daar hoeft hij mij geen beloning voor te geven: dat wil ik ook zonder beloning wel voor hem doen.

We hebben afgesproken dat Ray en Roka eens een paar dagen op verkenning gaan in die vallei, dan kunnen we hier nog wat verder overleggen.

Sessie 15 volgens Gwenneth

Broertje, shit!

Er kwam een bode aan met slecht nieuws: Roka en Ray zijn gevangen genomen. Hoe ze dat hebben gedaan is me een raadsel, want de heren konden toch aardig sluipen en verstoppen. Het is me ook een groot raadsel hoe men er achter is gekomen dat ze gevangen genomen zijn. Er doden in ieder geval allerlei onbekende mensen op voor spoedoverleg, het schijnt allemaal heel erg te zijn maar waarom? Geen idee...
Roka en Ray zijn natuurlijk goede bekenden van ons, misschien zelfs wel vrienden. Maar waarom zijn zo veel onbekenden opeens op de hoogte van het feit dat ze gevangen genomen zijn, mensen die we niet kennen. En waarom zeggen ze dat Roka en Ray van alles en nog wat verteld hebben? Hoe kunnen ze dat weten? Hebben ze misschien spionnen in het kamp van de vijand?
Het geeft me toch te denken... Zijn we de laatste weken dan in een positie neergezet waarin we stiekum door een groep voor een of ander politiek spelletje zijn gebruikt? Waar komen al die lui opeens vandaan en hoe komen ze aan al die informatie? En waarom zijn ze zo in paniek?

Ze zitten nu al een hele tijd met elkaar de discussieren. Stil zitten is niet mijn beste kant, dus ik ben maar eens op verkenning gegaan. Er waren twee nieuwelingen met hetzelfde verhaal als wij: geworven voor 5 daalders en een fakkel, door een deur heen gegaan en ongeveer hier ergens uitgekomen. Ze begrepen ook niet wat er allemaal speelde en hadden ook wel zin in actie, dus gingen we maar eens die kant uit. Een van hen schijnt een bekende van Fatima te zijn Ze waarschuwde me nog voor hem. Ik begrijp hu ook waarom: hij kan zijn ogen niet van mij afhouden. Broertje, zelden zo'n raar mannetje gezien. Hij heet Hypposai Zijn reisgenoot leek me veel gewoner. Ze konden in ieder geval beiden sluipen en verkennen en dat leek me goed van plan komen.

Halverwege de vallei kwamen we in de buurt van een verlaten voorpost, die bemenst scheen te zijn. Dat hadden we hier helemaal niet verwacht, want volgens navragen was dit hier leeg. We verkenden wat. De mensen die hier de boel innamen waren niet echt normaal. Ze leken wel een soort van hondmensen. Geen idee of het weerhonden of een of ander ander soort magisch wezen waren. Ze waren in ieder geval wel in de meerderheid dus waren we een beetje voorzichtig.

De hondmensen waren duidelijk heel verschillend: er was een die wel wat weghad van een bloedhond-mens, een bulldog-mens en hun leider (Fido) leek me wel wat weghebben van een windhond-mens. Ze roken me vrij snel. Mijn twee groepsgenoten probeerden nog wat normaal met hen aan de praat te komen, maar daar kwam niet veel meer uit dan een lesje apporteren voor beginners en de constatering dat ze toch echt naar katten roken.
Uiteindelijk wisten ze mij wel te vinden. Ik had geen zin om te vechten, maar ook geen zin om er als een haas vandoor te gaan. Ze waren duidelijk verbaasd dat er een kat was die gewoon bleef staan en wisten zo te zien niet wat ze met ons aan moesten. We kwamen er wel achter dat:
- zij uit een kasteel wat verder op kwamen, ergens tussen onze vallei en de vallei van onze buren in.
- hun leider een uitnodiging tot samenwerking van een aantal ondoden heeft gehad
- Ze pas net bezig waren deze plaats te versterken
- Een van hen een ondode arm had.

Ik heb er geen goed gevoel van over gehouden. Door de ligging van deze voorpost blokkeren ze het verkeer tussen beide valleien. Als ze ercht samen werken met de ondoden moeten we daar toch echt wat aan gaan doen. Misschien dat iemand anders hier maar eens moet gaan onderhandelen met deze lui. Gitana of Fatima. Iemand die ze niet meteen de boom in willen jagen.
Ik ben niet zo'n theoreticus, maar ik kan me voorstellen dat een witte magier wel eens die hondmens zou willen onderzoeken welke een beetje ondood is.

Zonder dat we al te veel verder kwamen gingen we weer terug naar de herberg. De nieuwe gasten vonden ons nieuws niet leuk.
Volgende keer maar een wat zwaardere groep om de ontsnapping mee uit te voeren.....

Sessie 16 volgens Hipposai

Het leven is verrukkelijk! Er was ook nog lekkere meid achter een raam bij een kroeg; wat
een benen! Helaas ging het werk voor het meisje; Ray en Roka bevrijden. Dat is trouwens gelukt.
Tijdens de zoektocht naar deze 2 in de kroeg heb ik een lekkere meid gezien die amper gekleed in
een doodskist lag. Die ontmoeting liep niet volledig perfect, haar tante moest haar zo nodig
beschermen; dat was natuurlijk volledig overbodig. Wel vreemd dat zo'n leuke meid een onaardige
dikke negerin als tante heeft. Ze sneedt zelfs een stuk van mijn haar af toen ik vroeg wanneer haar
nicht achter het raam zat. Ze was wel behulpzaam naar gwenneth, maar niet naar doenk (al kan ik haar
dat niet kwalijk nemen dat zou ik zelf ook zijn), door ons te vertellen waar haar vrienden zaten.
Op het moment dat ik mezelf toegang verschafte tot de bierkelder waar de jongens zaten, kwam die
nicht nog wel even langs. Gelukkig merkte de bewaking haar niet, maar helaas was niemand anders
van de groep geschikt voor fijn werk anders was ik graag met haar meegegaan. Zeker nadat ze met me
flirte door met haar borstjes te spelen; ik kon wel janken dat ik er niet mee kon spelen!
Terug naar dit dorp komen, zal waarschijnlijk niet zo snel gebeuren. Dat heeft er enerzijds
mee te maken dat we nu op de vlucht zijn voor het dorp, anderzijds is een dorp waar mensen
en levende doden door elkaar heen leven toch maar erg vreemd!

Mochten onze achtervolgers slagen (en wij dus falen in onze verdediging):
1) Doenk, Helmut, Rokuro, Ray en Roka zijn de oninteressante jongens en mogen in een massa
graf worden begraven.
2) Ik (Hipposai) ben een leuke jongen en had graag dat AL(!) mijn stukjes lichaam bij elkaar
werden geplaatst in het graf van Gwenneth (het enige meisje) of weten jullie een manier zodat
ik toch nog kan presteren bij het nichtje?

Sessie 17: de slag op de heuvel: de groep verslaat een groep achtervolgers


Sessie 18 volgens Ray

Er zijn vele problemen in deze wereld en daarvoor hadden we tijd nodig om te overleggen wat ons het belangrijkste leek. De mijnen waren voor mij het interessantst, vanwege de moderniteit en dat er een groot verhaal achter moet zitten. De rest wou het dorp beschermen die geteistert werd door die die nare en rare ondoden, die maar niet willen doodgaan.
Na lang overleg over wat onze missie uiteindelijke werd zijn we de magierstoren ingegaan, omdat daar de grootste informatie uit te halen is om erachter het mysterie van de nieuwe soort ondoden te komen en laten de mijnen voor een tijdje links liggen.

Om nog even de rariteiten van de ondoden op een rijtje te zetten:

Ondoden regeneren en komen zelfs weer tot leven als ze al te veel in mootjes zijn gehakt.
Vampiers kunnen in het licht te voorschijn komen.
Ondoden kunnen zich organiseren.
Sommige kinderen zijn totaal niet geschrokken van ondoden.
Gwenneth is een levende Weerhond tegengekomen met een ondode arm in de vallei van .... ten Noorden van hier.

Ook zouden we langs de burgemeester langsgaan om daar informatie te halen. Toen we dat probeerden .....

We hebben in de magierstoren de succubus gevraagd wat hij wist over de rare ondoden.
<< Hij vertelde ons dat de halfdode weerhond waarschijnlijk de sleutel is achter de mysterie >> <- niet zeker
Ook brabbelde hij wat over een groepje die de mystici heten, een valleitje met wat bloesems, een gestreepte beer dat een persoon bleek te zijn, die tot leven gewekt bleek te zijn en iets over deffecteur.

Na ja, het was duidelijk wat we gingen doen. Op naar de vallei met de halfdode weerhond. We verlieten het dorp op weg naar het Noorden.

Toen we halverwege waren, sloegen we een kamp op en ik en Roka hielden de wacht.
Opeens zagen we in de verte zagen een ondode begrafenisstoet lopen. Met vooraan en kar voortgetrokken door twee ossen. Daarboven op lag een kist.

We berreidden een hinderlaag voor, maar omdat ik altijd tegen het feit ben dat je mensen niet zomaar gaat aanvallen als je ze niet ergens iets slechts ziet doen, of weet dat ze wat slechts hebben gedaan, wilde ik eerst uitproberen of . Overigens wil ik niet dat er grote paniek uitbreekt, want een kat in het nauw maakt rare sprongen. Ik had niet verwacht dat Gwenneth
Ik ging op de weg zitten, berreidde mijn speech voor. Maar ja, er was geen dame in nood of iets waar ik ze op heterdaad kon betrappen, dus werd het een praatje. Toen ze dichterbij kwamen hoorde ik de koetsier wat roepen. Ik kon het niet horen, maar gezien zijn grijns en kwaadaardigheid dat ik in zijn gezicht kon aflezen, bedacht ik me dat hij me zo snel mogelijk wou vermoordden. Ik keek naar een uitweg, voordat ik overreden werd door een stel ossen, maar stond tegelijkertijd al klaar om aan te vallen. Plotseling klonk er een pijlschot en het gevecht begon.

Na de aanval hadden waren alle ondoden dood op drie na. 1 was gevlucht, 1 was onze krijgsgevangene en de derde lag netjes te slapen in de kist.
De zeer oude vampier bleek van de oude stempel te zijn.
De gevangene weigerde ons te vertellen waaarom hij halfdood is, maar wist ons wel te vertellen dat hij het wist.
We besluiten de gevangene mee te nemen terug naar het dorp.


Sessie 19 volgens Gwenneth

Broertje, De overval op de vampier van laatst mislukte dus half. We vernielden wat skeletten, de jongens vermoorden de koetsier (waar ik niet zo blij mee was), we wisten een van de vreemdelingen op de vlucht te jagen en een ander gevangen te nemen en de vampier ontkwam. Hij veranderde in gasvorm en verdween uit zijn kist, voor dat we het door hadden. Wat overbleef was een aantekeningenboekje en onze gevangene. Het was duidelijk dat we hier weer een of andere vage half-ondode hadden. We namen hem maar mee terug naar het dorp. Aangezien we toch geen andere manieren van transport hadden namen we de ossenwagen maar mee en gingen we er maar van uit dat de gevangene zich goed zou gedragen. Onderweg werden we nog bijna beroofd door een stelletje kobolden, maar gelukkig liep dat allemaal goed af.

Onze gevangene was niet zo spraakzaam, maar hij maakte ons wel heel erg duidelijk dat zijn "baas" heel bijzonder moest zijn. Hij noemde dat een "echte, ouderwetse vampier". Naar het schijnt had hij hetzelfde idee als wij: een bezoek aan de weerhonden om de hond met zijn ondode arm te bezoeken. De gevangene vond het eigenlijk helemaal niet zo leuk dat hij als een soort escorte mee was gezonden, maar naar het schijnt deed de vampier een verzoek dat zijn baas niet kon weigeren. En nu?

Eerst maar eens een goed gesprek gehad met de plaatselijke leiders. De burgemeester wist niet wat hij moest doen (zoals wel vaker). Zij zoon kwam erg afgeleid over en leek niet erg geinteresseerd (vreemd? vroeger was hij altijd nieuwsgierig) en onze goede oude dorpsmagier vond alles interessant maar had niets nieuws in te brengen. En dat stomme wicht van een witte magier mompelde wat onsamenhangends over enge vampieren, daar hadden we dus ook niets aan.
Toch maar nog eens goed de paar bezittingen van de vampier onderzocht. Alles nog een keer heel goed doorgenomen. Tot onze verbazing had meneer een verborgen bericht voor ons achter gelaten. Op het aantekeningenboekje waren de doordruksporen terug te vinden van de laatste pagina die hij beschreven had, en die bleek aan ons gericht te zijn. Hij wou graag eens met ons praten, als we tenminste hem wilden ontvangen volgens de regels van de traditie, te weten:
- een huis waarvan alle ramen op een na waren beschermd met knoflook
- in het huis een jongedame van de juiste soort
- betreffende jongedame om middernacht op de eerste verdieping achter het enige venster zonder knoflook, dat natuurlijk open moest staan.
Tja, wat doet men in zo'n geval? Hij moet echt stalen zenuwen hebben gehad om die uitnodiging te schrijven terwijl er iemand bovenop zijn kist zat. Hoewel hij misschien wel boos op ons zou zijn vanwege de overval leek het ons toch wel handig om op de uitnodiging in te gaan. Zo komen we nog eens wat te weten immers. Bleef natuurlijk de vraag waar we zo auw een geschikt huis, knoflook en een geschikte jongedame vandaan konden halen.

Dat was het moment waarop de rest van de groep mij met een dikke grijns aankeek. Ik suggereerde nog even dat Emanuela dit veel beter kon, maar nee hoor, iedereen was het merkwaardig snel met elkaar eens dat ik het maar moest doen. Dus daar zat ik dan in mijn van Gitana geleende jurk, zonder wapens, met Ray op zolder en Roka in het huis aan de andere kant om de zaak in de gaten te houden. Nog blij dat we een inwoner zo gek konden krijgen om evoor dit idiote doel een kamer te lenen. Maar ja, een eigen huis heb ik niet en om dit nu in een herberg te doen geeft de herberg alleen maar een slechte naam. En de schuur waar ik normaal in slaap voldoet toch niet echt aan de eisen.

En inderdaad, om klokslag twaalf kwam hij binnen: een charmante, attente en nobele man met een wat blekere gelaatskleur, sjieke kleren en verfijnde manieren.
Een echte "vertegenwoordiger van de bourgeouisie", zou mijn leermeester zaliger gezegd hebben. Maar hij behandelde me als een dame, dat ben ik niet gewent.
Natuurgeest, boerentrien, huiskat, ik wordt voor van alles en nog wat aangezien. Maar nooit behandeld als een dame. Ik voelde me op een of andere manier verschrikkelijk jong met hem in de buurt. Gelukkig herinnerde me ik nog wat een jongedame in zon'geval behoort te doen (klein buigingje, stoel tegenover aanbieden) en vond de vampier het allemaal wel amusant. Het is lang geleden dat ik me zo onervaren gevoeld heb. Maar het is ook lang geleden dat ik zo nieuwsgierig was.

Hij heet Valerius Corona, en hij is heeeeeel erg oug. Zo ziet hij er bepaald niet uit. Maar hij begon over de tijd van de grote oorlog te praten, dat hij zich nog dingen kan herinneren uit die tijd.
Hij is een echte, authentieke vampier van het soort dan niet tegen knoflook kan, maagdenbloed lust (lach me niet uit niet!) en zich inderdaad in een wolkje gas kan veranderen. Maar hij zegt wel dat hij een normale vader en moeder heeft gehad ?!??? En dat kan toch helemaal niet? Vampiers planten zich toch voort door andere mensen leeg te drinken? Het geeft me te denken over mijn eigen afkomst. Maar ja, daar weet ik ook helemaal niet van.
Hij vond het allemaal bijzonder vermakelijk en complimenteerde ons met de setting, het bracht herinneringen bij hem naar boven over een andere dame, hier, heel lang geleden. Ik vond het niet netjes om daar verder over te vragen. In ieder geval leek hem toch gemakkelijker als de rest er bij kwam zitten.
(Ik geloof dat Helmut, Ray en Roka zo wat in slaap vielen, dus zo'n slecht idee was dat niet).

We spraken een hele tijd met elkaar. Ik had nooit gedacht dat ik een vampier nog eens echt interessant zou vinden, maar hij is heel duidelijk geen gewone vampier. Op een of andere manier hij en Emanuela met elkaar te maken, alsof hun beider families elkaar niet zo mogen. Hij is ook geinteresseerd in alles wat er aan de hand is en verbaasd zich erover dat zijn neven en nichten (halfvampiers?) zich zo in de nieuwe soort ondoden interesseren, zoals hij het noemt. In ieder geval heeft hij deels dezelfde belangen als wij: ook hij wil immers weten hoe dat met die weerhonden zit. Dus besloten we voorlopig samen te werken.

De volgende ochtend vertrokken we weer naar de weerhonden. De reis was vrij rustig, maar bij het vallen van de avond in de buurt van een oude kerk kwamen we de ossenkar van Valerius weer tegen. We besloten om gezamelijk een kampement op te zetten. Ind e nacht was er een groot kabaal van de kant van het kerkhofje in de buurt van het kerkje en Valrerius keek heel bezorgd. We probeerde er achter te komen wat er nu precies aan de hand was, maar Valerius kreeg hoofdpijn en bleef achter. BIj het kerkhof kwamen we bij een groot gat, dat daar toch echt bij het vallen van de avond nog niet was. Tijd voor een schietgebedje. Harnas aan, fakkel aan, mijn trouwe bijl aan mijn zijde en verkennen dat gat!

Ik krijg steeds meer het gevoel alsof iemand niet wil dat we bij de weerhonden aankomen. Als we het gat uitkomen zullen we vast wel weer terug naar het dorp moeten, of begint het te regenen, of meer van zo iets.


Sessie 20: te schrijven door Hypposai.
( de groep reist af naar de weerhonden maar wordt opgehopuden door een noodweer. Ze vinden onder de grond een groot standbeeld van een reus, duidelijknog niet af. Hypposai wordt teraakt door een val. Terug naar het dorp om hem te repareren en dan weer op weg naar de weerhonden. We zijn per slot van rekening niet koppig, alleen vasthoudend.

Sessie 21 volgens Helmunt

Na vele tegenslagen zijn we vandaag eindelijk aangekomen bij het huis waar
de rest van de groep oorspronkelijk contact gehad zou hebben met een groep
weerhonden. Echter tot onze grote verbazing echter deden deze weerhonden
niet open toen we aanklopten maar was dit een ondode. Ondanks het ongeduld
van sommigen waren ze bereid te praten en heb ik vakkundig vast weten te
stellen dat deze ondoden helemaal niks willen vertellen over de weerhonden.
Gelukkig hebben Roka en Hipossai ondertussen in de kolenkelder meer geluk
gehad toen zij daar een van de weerhonden aantroffen. Deze kerel, Peele
genaamd, was hier op brute wijze opgesloten nadat de honden door ondoden het
huis uitgestuurd waren.

Peele echter bleek een stuk simpeler en behulpzamer en heeft ons naar de
rest van de weerhonden geleid. De vader van de troep, was ons erg dankbaar
voor het redden van Peele. Dit heeft er misschien mede mee te
maken dat hij eerder onvriedelijk bezoek heeft gehad van een van de ondoden.
De weerhond waar we oorspronkelijk naar opzoek waren, omdat hij een ondode
arm had, bleek een keer genezen te zijn aan een verwonding door een arts uit
de valei van de ondoden. Wat hier precies is gebeurd weten we nog niet maar
wouden we nader onderzoeken. De leider wou echter in deze kwestie graag
neutraal blijven en heeft daarom besloten om de weerhond in kwestie, Brutus,
met mij mee te sturen als schildknaap. Het wordt nog een aardige taak om hem
de manieren van een ridder bij te brengen maar de inzet is tenminste al
aanwezig.

(Opm: ieder groepslid heeft nu in totaal 1050 EP)

Sessie 22 volgens Ray

Lief Dagboek,

Na overleg besloten we naar het noordelijke vallei te gaan om
verder die ondoden uit te schakelen.
Om te beginnen met de uitkijkposten die herbouwd werden die ik en Roka hadden ontdekt.
Dit in opdracht van de weggevluchte kasteelheer wiens naam ik vergeten ben.

Na een dag gelopen te hebben Kamp bij het meer van de Dryade.
Ik zat nog even te denken of ik de Dryade nog zou bezoeken in de nacht,
maar ik wou mijn vrienden niet in desteek laten noch iemand wekken hiervoor.

De volgende dag kwamen we aan bij de wachttoren, waar ik en Roka .
De toren bestond uit drie verdiepingen,
Schutters op de eerste verdieping, ramen op de tweede en een de derde verdieping, die nog afgebouwd moest worden.
Afluisterend op de deur kon ik horen dat waarschijnlijk 4 ondoden rond een tafel een spel aan het spelen waren.

We besloten via het dak ongemerkt het gebouw binnen te sluipen en dat lukte.
Op de onafgebouwde derde verdieping
Totdat we door de vloer heen zakte.
Het bleek namelijk dat de vloer gevuld was met wit zand.
Nou ja, gemalen botjes wat op zand leek.
Verder vonden we een hemelbed en gingen meteen terug.

Het was namelijk nogal bizar en daarmee was iedereen het mee eens.
De enige voetstappen in de vloer waren namelijk die van mij en Hipposai.
Alsof er een superintelligente vleermuis woont op de tweede verdieping
die het leuk vond om zijn vloer te vullen met een kuub gemalen botjes
en het daarna gladgestreken heeft. Dat is belachelijk veel werk.
De spelende ondoden kwamen er in ieder geval niet.

We deden nog een poging en onderzochten de hemelbed.
Hipposai keek onder het bed (voor monsters?) en warempel, hij vond een
fee die zich daar schuil hield.
Geen suikerfee als tinkerbell, maar een grotere versie,
eentje van een halve meter lang en zonder stokje.
Een mooie meid met goudblonde haren, een perfect lichaam, een lieve snoet
en een verlegen blik. Het is net een engeltje, maar daarvoor is ze ook fee.

Ik keek naar Hipposai, die was vast teleurgesteld over haar lengte.
Maar goed, we hebben Gwenneth en Emanuela. Ze zijn mooi, single, leuk, je vraagt
je toch af waarom hij niet met ze flirt.
Zijn ze niet zijn types? is hij echt niets anders dan een voyeur? Ik weet het niet.
Ik weet eigenlijk zelf niet zo goed waarom ik zelf niks probeer.
Misschien dat Gwenneth en Emanuela toch iets.. iets te mannelijks in hun hebben.
Of misschien omdat het je vrienden zijn. En dan is het moeilijk te bepalen
of zij jou nou niet leuk vinden of te verlegen zijn om met je flirten.
Maar ja, het helpt ook niet als ze gesprekjes houden over wat ze hopen hun vriendje te worden.
'prins op witte paard'. Zucht.. Ik denk dat die prinsen gek moeten worden van al die vrouwen.
Zoveel meisjes die prinses willen worden en zo weinig prinsen.
Geen wonder dat er in de wereld sultans,keizers en koningen harems van soms wel duizenden meiden hebben.

Het kan ook wel zijn dat ze ons niet meer leuk vinden na de Dryade.
Ik schaam me er eigenlijk wel een beetje voor.
Ik het ook nooit met die dryade moeten doen. We ontdekten het met zijn drieeen en ik wou ze voor zijn,
voordat ik er misschien spijt van zou krijgen. Dat was achteraf gezien een fout geweest van mij.

De fee vertelde dat ze Edna heette en van een meertje was gekomen ten Noorden van hier.
Blijkbaar hebben feetjes niet al te veel kennis van de wereld, want verder
dan haar eigen commune die elke ochtend in een kringetje
als spelende kinderen de zon aanbid met lieflijke liedjes
was ze nooit gekomen. Het smurfenlied komt in mij op.
Ze kan niet zingen, werd geplaagd door haar zusjes en op een dag, gisteren, vloog ze huilend weg.
Arm feetje.
Omdat ze bloemetjes rook was naar het hemelbed gevlogen, maar al gauw ondekte ze
dat het hier niet pluis was en dook ze onder het bed. Tot een dag later wij haar vonden.

Terug op het dak merkte Edna ons op dat er een plank was bijgetimmerd sinds ze hier was.
Dat was vreemd en we wachtten tot de avond viel om te kijken hoe dat kon.
Zoals door Gwenneth voorspeld vloog de plank naar de toren toe, maar we konden niet zien
of het nou magie of en onzichtbaar wezen het was die deze plank vervoer.
We hingen op zoek naar de plek van herkomst en vonden een werkplaats waar half-ondoden
planken zaagden.
We gingen terug om te kijken wat er zou gebeuren als we plank zouden pakken voor deze werd neergezet.
De nacht viel en nadat Hipposai
sprong ik erop af, greep de plank, maar een 'luchtelementaal' verzette zich en sloeg mij op mijn neus.

Morgen gaan we de ondoden op de begane grond in de toren frontaal aanvallen.
Hehehehe..eindelijk actie!


Sessie 23 volgens Gwenneth

Broertje,

Er vliegt een pixie met ons mee. Je weet wel, zo’n lief, klein, elf-achtig wezentje met vleugels en een onverwoestbaar vrolijk humeur. Net zoals Grijsbloembladvleugel bij ons thuis was. Ze heet Edna, en weet nog niet veel van de wereld. Ze geeft me voor het eerst in een paar jaar weer een gevoel van thuis.

Het leek ons beter om toch nog maar even op versterking te wachten, voor dat we de wachters onder in de toren aan zouden vallen. In de tussentijd leek het ons een goed idee om toch eens te kijken wat er nu eigenlijk met de woonplaats van Edna aan de hand was. Volgens haar woont ze in een soort van bloem ?!? die heel mooi en vriendelijk was. Ze klonk toch een beetje verontrust, alsof ze toch wel graag wilde dat we even met haar mee gingen om te kijken of alles wel goed was. Ray en Hipposai bleven achter om de toren te bewaken, Helmuth, Brutus, Roka, Emanuela en ik gingen mee met Edna.

We kwamen bij een beekje, volgden dat tot we bij een soort van richel kwamen. Edna vloog vooruit. Wij klommen over de richel en kwamen in een soort van heel groot bassin terecht. In het midden was een eilandje, met daarop wat ruines. En vanuit die richting klonk het zachte gehuil van Edna.

Het werd me koud om het hart. Ik heb me sinds ik van huis wegging nog nooit zo ongerust gevoeld. We sloten door het water dichterbij, putten in de vloer vermijdend, en troffen Edna aan bij een plaats waar een grote hap uit het eiland was genomen. Met haar thuis erop. Het was moeilijk om haar te troosten. Alles was weg: haar huis en haar familie. We probeerden nog wat sporen te vinden. Maar meer dan een afgerukte pixievleugel vonden we niet. Edna viel er zowat bijna flauw van. Wie doet nu zoiets? Wie rukt er nu vleugels van de rug van een pixie?

Het enige spoor dat we konden vinden leidde naar de rand van het bassin. Daar stond een vreemde tombe met een symbool van een cirkel met een stip. En Edna vond het vreemd voelen. We konden een spoor vinden dat van het basin wegvoerde. Het was duidelijk dat een groep mensachtige wezens de plant (en haar bewoners) hierover had weggevoerd. Het spoor leidde naar een vreemde moerasvlakte, precies in de vorm van een grote zeshoek. In het midden lag een stapel hout, maar toen we die wat beter wilde bekijken stond de stapel op, verschenen er twee stevige kippepoten onder van wel een paar meter groot en liep het hutje (want dat was het) weg. Ons verbaasd achterlatend. Edna was weer een beetje bij zinnen. Zij begreep er ook niets van.

Aan de andere kant van de “zeshoek” liep het spoor over een beekje verder, en kwamen we uit bij de ingang van een ondergronds gangenstelsel. Zoals je weet, broertje, ben ik niet de meest ideale verkenner. Maar Roka is dat wel, dus nam hij het voortouw omhet gangenstelsel verder te verkennen.

Onderweg vonden we nog het lichaam van een verpletterde pixie. Het was bijna alsof een van Edna’s broertjes of zusjes zich wilde verzetten, maar dat de ontvoerders van de plant daar niets van moesten hebben. Zoals je een vlieg doodslaat, zo zag het lichaam eruit. Het is zo ontzettend laf, wat die lui hier gedaan hebben. Ik was nu alleen nog maar boos. Boos, Boos, Boos. Ik wilde graag iets met mijn klauwen kapot rijten. Zo kwaad heb ik me nog nooit gevoeld.

We kwamen een ondode wachter tegen. Het was maar goed dat Edna ons waarschuwde dat we er om heen konden sluipen, want ik had graag op hem ingehakt. Ik weet dat dat niet goed is, geweld om het geweld, maar ik voelde me zo machteloos en kwaad. Edna omschreef hem als een soort “echte ondode”. Iets als een zombie. Edna lijkt me in een dag tijd wel tien jaar ouder geworden. Van een kind naar een verdrietige tiener naar: ja wat?

Binnenin was het een doolhof van hangen, bruggetjes, allerlei rare symbolen en meer dingen die ik niet kon zien. Uiteindelijk kwamen we bij een half doorzichtige barriere van geel (wat was er ook al weer met die kleur ?) met daarachter een vertrek met allerlei rare dingen. En onze missende boom.

Maar de barriere gaf niet mee …..Hier hebben we specialisten voor nodig. We besloten de rest van de groep erbij te halen.



Sessie 24 volgens Hipposai

> Vandaag zijn we afgereisd naar de locatie waar de boom / het huis van Edna zou staan. "Het kon niet simpeler!", dacht ik totdat we op de plaats van bestemming waren. Daarnaast voel ik me ook nog gepasseerd.
We begonnen met een gevecht met een ondode miniotaurier. Roka & Helmut beschikte niet over voldoende persoonlijkheid / wilskracht om in close combat met het wezen te vechten. Ik heb ze allebei voor mijn neus zien neervallen. Gelukkig hadden Brutus en Ray voldoende kracht om heen mee te slepen; ik moest het na een meter opgeven, om hen niet weerloos voor de miniotaurier te laten liggen. Nadat we ons hadden terug getrokken & met afstand wapens zijn gaan aanvallen, hebben we het wezen uiteindelijk wel echt dood gekregen.

Bovenaan de trap gekomen die de miniotaurier blokkeerde, zagen we een portaal-achtige muur. Na wat gezoek, kwamen we er achter dat alleen dode dingen de muur konden passeren. Gelukkig vond Ray een hendel waarmee de muur/poort open ging. Eenmaal binnen vonden we de boom van Edna zeer spoedig. Deze was echter dood, waarop we besloten deze toch achter te laten. Ook de pixies die er in aanwezig waren, waren niet meer de gezellig en aardige zussen van Edna. Zoals ik al aan het begin zei, ik voel me gepasseerd. Helmut werd, toen hij de boom onderzocht, door de pixies oraal bevredigd! Waarom scoort iedereen behalve ik?
We werden door een wezen ontdekt waardoor we ons snel uit de voeten moest maken. Dat luktte, ik moet er ook niet aan denken wat er anders met ons was gebeurd. Want de tegenstanders waren in grote meerderheid.

Sessie 25 volgens Gwenneth

Broertje,

 Gitana is terug van een bezoek aan haar volk. Vol enthousiasme en rare ideeen, als we eens wat meer tijd hebben moet ze toch eens vertellen waar ze al die tijd nu geweest is. Dat doen we als we terug zijn in het dorp.

Ray daarintegen gaat ons een tijdje verlaten. Hij heeft een paar wilde plannen die niet helemaal samenvallen met wat de rest van de groep wil, maar misschien heeft het te maken met die waternimf van laatst. Hij kijkt wat bedenkelijker de laatste tijd. Maar misschien moet hij er gewoon eens een paar maanden tussenuit.

Goed dus: de toren overvallen!

Onderweg naar de toren hebben we een geestelijke meegenomen naar Karl, de vader van Brutus. Jochem heet hij. Ik heb onderweg uitgebreid met hem kunnen praten en veel van hem geleerd over godsdienst. Gek dat daar maar zo weinig over bekend is. Mijn oude leermeester wou er in ieder geval niets van weten, maar ik vind het machtig interessant allemaal. Ik weet niet tot welke god ik me nu het meest aangetrokken voel. In ieder geval iemand van het “huis van het licht”.  Ik twijfel tussen Brendal, de god van de eerlijke handel, en Elonim, de god van de rechtvaardige strijd.

Terwijl de groep zorgvuldig positie koos, liep Ray verstrooid naar voren en klopte aan. Alsof we op de theevisite kwamen. Niet de meest geschikte manier om een overval te beginnen. De rest keek elkaar aan met een blik van verbazing, zo van “wat doet tie nu?????”.

Maar van binnen werd door een geirriteerde stem gereageerd. Enige tijd later werd er opengedaan door een heerschap in zijn pijama. Wat we hier kwamen doen? Waarom zo vroeg? Nee, er werd niet aan de deur gekocht. Het was niet wat we verwacht hadden. Hij benaderde ons ook erg arrogant en zelfverzekerd. Pas nadat we hem duidelijk maakte dat we namens het officieel gezag kwamen en NU de boel wilde inspecteren op ondoden WANT ANDERS…. wilde hij meewerken.

Ray ging naar binnen en vond een puinhoop, met kleding, uitrusting, tapijt, lege stukken Pizza en Pizzadozen (??? De eetgewoonten in de wereld van Ray verbazen me nog altijd. Blijkbaar importeren ze hier ook voedsel uit die wereld), maar geen ondoden. Tja, wat moet je dan? Hij zij dat hij toestemming had van iemand om hier te zitten en dat hij verder alleen maar de wacht hield. 

Aangezien we hier verder niet zo veel te zoeken hadden gingen we maar op zoek naar het houthakkerskamp.  Daar aren nog steeds ondoden aan het werk. Althans, ondoden, mensen die net als Brutus een ondood lichaamsdeel hadden, geen echte ondoden. Weer geen redden om spontaan maar te gaan hakken.  Dus probeerde we maar met een praatje meer te weten te komen. Het waren allen mensen die op een of andere manier waren “genezen” en nu bezig waren hun genezing af te betalen door hier in de buurt dit soort werk te doen.

Er bleken ook een heel stel andere mensen bezig te zijn. Allemaal afkomstig uit een andere streek wat verder op, hier naartoe geemigreerd omdat het hier wat rustiger was. Ze waren bezig met het opbouwen van een dorp en bijna klaar om de herberg aldaar in gebruik te nemen. Tientallen mensen waren door elkaar bezig, en aan gezien we niet de rottigste waren besloten we wat mee te helpen. Dat levered ons een uitnodiging op voor de feestelijke opening van de herberg de dag erna.

Ik weet niet precies wat de rest heeft gedaan. Ik geloof dat Gitana zich voordeed als waarzegster en als doelwit voor  Rays messenwerpact, de rest maakte zich verdienstelijk met wat sjouw en constructiewerk en ik werd opgedoft en neergezet als portier en uitsmijter. Daar kon ik iedereen welkom heten en er voor zorgen dat het niet uit de hand zou lopen. Ze vonden mijn harnas blijkbaar grappig (waarom toch?), maar ik moest ook allerlei rare smeerseltjes op mijn gezicht en in mijn haar doen. Ik vond me er een beetje voor schut bijlopen.

Toen de “heer” van het gebied zich meldde was dat voor mij een nare verrassing. Het was de heer van het armoedige dorpje dat we aan het begin van ons verblijf in dit land hebben aangetroffen. Hij is blijkbaar de grote financier hier, in het gebied wat eigenlijk van een ander is. Ergens is dat niet eerlijk. Ik moest me inhouden om geen erge dingen tegen hem te zeggen, wat hij nogal vermakelijk vond. Het moet hem een fortuin hebben gekost om al die mensen deze kant op te krijgen. Als hij in het verleden ook maar een honderdste van het kapitaal in zijn eigen dorpje had gestoken, hadden de mensen daar op dit moment een goed leven kunnen hebben.

Kort na twaalven ging de goegemeente weer naar huis, op een paar dronkenlappen na die we over de schouder heen af hebben moeten voeren. Toen dook eindelijk Hipposai weer op, terwijl ik hem die avond nauwelijks gezien had. Hij had een vreemd soort glimlach op zijn lippen. Hij zal wel stiekum ergens achteraf te veel hebben gedronken.

De volgende ochtend besloten we om met zijn allen naar de échte heer van deze vallei te gaan. We zijn hier ingehuurd om ondoden te slopen. Het wegpesten van immigranten valt daar toch echt niet onder. Des te meer omdat deze mensen best wel aardig zijn.

Over een paar dagen is het volle maan. Dat wordt een beetje lastig ….

 

(sessie 26: gevecht in de tempel van Brendal)

Sessie 27 volgens Hipposai

Afgelopen dagen zeer interessant. De magier die we hadden gevangen, Ontai, had interessante informatie.
Maar voordat ik die vermeld, noteer ik eerst wat er aan vooraf ging.

Voordat we de magier ondervroegen hebben we eerst de tempel onderzocht. Daarin vonden we maar
een ding; een luik. Nadat ik het luik had opengemaakt rees er een groot wezen uit het 30cm diepe "kelder".
Al snel was duidelijk dat we het onderspit zouden delven wegens zijn capaciteiten. Door hem terug boven
de kelder te duwen, konden we hem weer opsluiten. Het slot wat erop zat was ondertussen kapot gegaan
daarom werd besloten om het luik te bedelven met stenen.

Ontai kon ons vertellen dat het wezen waarschijnlijk een tempelbewaarder was uit het vierde tijdperk.
En dat het zichzelf als vereerbaar zag. Ontai's meester had hem net voldoende verteld om Ontai's
nieuwsgierigheid te bedwingen na dat hij de waarschuwing had gekregen om het luik niet op te maken.
Met deze informatie was ook 1 van de 5 vragen beantwoord die hij eerlijk zou beantwoorden. De overige
gingen over zijn meester en zijn opdracht.

Ontai was nog maar een recent medewerker/lid waardoor hij nog niet alles wist; zoals bijvoorbeeld
de naam van zijn meester. Al is zijn meester waarschijnlijk wel een mens, maar dan niet zoals een elf.
Maar meer eerder iemand van een ander continent. Het doel is om het rijk van de dode 1 van de 4 te maken.
Dit rijk zou moeten fuseren met het rijk van de elven dan wel volledig vervangen.

Ontai's opdracht was om de de lichtbron uit de tempel te halen. Buiten de tempel was deze namelijk
te manipuleren. Omdat de lichtbron een krachtig wapen is tegen ondoden was het niet duidelijk of
de manipulatie inhoud dat de bron op andere manieren kan worden gebruikt of dat deze dan wordt
vernietigd. De licht absorberende bol was een antiwapen wat Ontai voor deze opdracht had gekregen.
Maar de lichtbol was zelfs dan nog te sterk waardoor Ontai steeds nieuwe ondode nodig had omdat deze
toch werden vernietigd als ze in de buurt van de bol kwamen. Deze haalde hij van een locatie waar
vroeger een grote veldslag was geweest. Door aardverschuivingen was deze ondergronds komen te liggen.
Via portalen kon Ontai daar toch makkelijk komen, via deze portalen had hij vorige keer ook willen
vluchten om vervolgens met een nieuw leger terug te keren. De locatie ligt in het noorden, in de
bergketens de de grens tussen gnoom en elf vormt.

We besloten om Ontai mee te nemen naar onze opdrachtgever zodat hij recht kon spreken. Eenmaal daar
aangekomen wordt er een "tover moordaanslag" op Ontai gepleegd. Waarschijnlijk is zijn meester niet
zo te spreken over de acties van Ontai. Ontai wil 1) zijn vrijheid en 2) wraak op zijn leven. Zijn
meester zal waarschijnlijk bij de volgende poging succesvol zijn. In ruil daarvoor wil hij de
negatieve effecten die onze opdrachtgever ervaart annuleren.

Zowel de opdrachtgever als Gwenneth gaan akkoord. Onze opdracht was immers om dit uit te zoeken;
hetgeen ook onze 4de vraag was.
De plaat die door de oom van de opdrachtgevers vrouw was gegeven, is waarschijnlijk het min-punt
dat alle negatieve effecten aantrekt. Elders moet een gelijk object zijn dat de positieve effecten
aantrekt. De herkomst van de magie komt van de schaduwkant van Brendal. Herstel van de tempel zou
averechts kunnen werken en het samenvoegen van beide plaaten zou de effecten kunnen herstellen.

Afgezien de genoemde waarschijnlijkheden, zijn er nog 2:
1) de werking is omdat de ontvanger de plaat heeft geaccepteerd als gift; onwetend van de effecten.
2) de magie werkt op het bezit van de eigenaar; de vallei is immers ook bezit van de opdrachtgever.
Ontai komt zijn afspraak na door de plaat gewoon om te draaien! Magiers ook... met hun poeha en
oplossingen die een kind had kunnen bedenken

(Sessie 28: tocht terug naar de vallei. We komen een familielid tegen van Valerius Corona, die zegt dat we vooral door moeten gaan/.Roka krijgt een extra markering van Ondurain.)

(Sessie 29: Groot gevecth tegen een aantal trollen o.l.v. een nichtje van de vrouw van de vallei waarmee het nu wat beter gaat. Zij bezit over een alternatieve karmapomp in halskettingformaat,)

Sessie 1 (dagboek van Sorsjee deel 1)

Dag 1

Auw, alles doet zeer. Na mijn noodsprong door het portaal belande ik in het huis van een oudere dame. Op mijn gebruikelijke gracieuze wijze heb ik haar theeservies meegenomen in mijn van val naar bewusteloosheid. Zij bleek een geestelijke van Feron, god van de verdraagzaamheid, dus al te boos was ze niet. Mijn kennis van het godenhuis beperkt, maar Feron kende ik nog niet. Het werd steeds verwarrender, want ik blijk mij in een andere wereld te bevinden, waar het merendeel van de mensen in een enkele god geloofd. Als ik Moriamis (de dame in kwestie) niet was tegen gekomen, zou ik lange tijd gedacht hebben dat er maar een god was. Nog bijzonderder, deze godheid heeft zijn gelovigen (effectief iedereen dus) gestraft met een vloek van elkaar niet begrijpen. Dit omdat ze een toren tot de hemel hebben proberen te bouwen, die hier blijkbaar boven de wereld hangt (waaraan en waarom zie je hem niet?). Nu spreekt zowat iedereen spreekt een andere “taal”, waardoor ze elkaar niet kunnen verstaan. Letterlijk, niet figuurlijk!
Normaal gesproken begrijpt een soldaat een beambte niet altijd, omdat ze een andere woordenschat en belevingswereld hebben. Dat is hier ook zo, maar bovendien is er een veel rigoureuzer verschil met als basis etnische en geografische verschillen. Ik ben benieuwd of er hierdoor in de loop van de tijd ook grote verschillen in de verschillende magiërs ontstaan zijn. Een standaard werk kan in latere eeuwen niet meer zomaar gelezen worden, omdat de taal inmiddels anders is!
Terug naar de schoolbanken en met kinderboekjes begonnen om huidige taal te leren. Ik probeer me door “Woef zegt de hond” heen te bijten, maar dat is niet eenvoudig. Het dochtertje van Moriamis gaat het makkelijker af, en zij is ondertussen nog aan het wisselen ook. Ik heb me voorgenomen een dagboek bij te houden, dit is de eerste pagina, en gelijk al een dag te laat geschreven.

Dag 6

Elke magiër van buiten krijgt ter ondersteuning een mentor toegewezen. Avinyara di Darian-Flori heeft mij onder haar hoede genomen. We gaan binnenkort op bezoek in Gerigal, waar ik kennis zal maken met haar zoon en dochter. Ik ben benieuwd… Er zijn hier in ieder geval prettig veel magica, dat geeft toch een andere sfeer dan al dat mannen macho gedoe.

Dag 7

Fi (de dochter) is een bijzonder mens. Ze heeft me een blauw oog geslagen, hoewel ze zegt dat het per ongeluk ging, zij is tenslotte niet fysiek ingesteld, had ik maar niet net op dat moment mijn hoofd naar voren moeten bewegen…

Dag 16

De komende tijd ga ik in dienst bij een plaatselijke nobele om hem te helpen met wat magische probleempjes. Het schijnt politiek nogal een wespennest te zijn op het moment, en het is voor mij een kans om wat meer van de wereld (en haar magie) te zien. Even weg uit Gerigal geeft ook wat rust, Fi begon me op de zenuwen te werken.

Dag 20

Waarom is het zo moeilijk om me in te houden? Ik had me zo voor genomen alleen in noodgevallen gunsten van Aron te vragen. Maar blijkbaar wil magie gebruikt worden. Of ik heb gewoon geen zelfbeheersing. Een dag geen magie gebruiken gaat me ongeveer net zo makkelijk af als een dag niet aan Fi denken. De introductie bij de kasteelheer liep voorspoedig, ik werd compleet genegeerd.

Dag 21

Een magiërs lab om te gebruiken, in een klooster met een bibliotheek met boeken over magie. En morgen gaan we het woud in op zoek naar een bijzonder magisch verschijnsel. Wow…
Of de bewoners zijn hier in de war, of de sprookjes manifesteren zich hier. Roodkapje als avatar van de god van de opgegeten grootmoeders?

Dag 22

Het woud is inderdaad vol wandelende (en paardrijdende) sprookjes figuren. Dit verschijnsel schijnt zich langzaam uit te breiden. Daarachter is een groep mensen bezig een opgraving te doen. Ze waren niet blij om ons te zien, dus stuurden ze tien golems achter ons aan. De hertog was niet blij, morgen gaan we op krijgspad. Het gewenste eindresultaat is mij nog niet geheel duidelijk, wil hij gevangen, voorbeelden of hen op de vlucht? Magie moet je met magie bestrijden, dus ik zal morgen aan Aron een aantal gunsten vragen om deze aanzienlijke tegenstanders beter aan te kunnen. Morgen wil ik ook nagaan of de wegwijzer tussen dorp en sprookjes recent gedraaid of verplaatst is. De groep blijkt trouwens nog een magiegebruiker te hebben, een van de heren kan eens per dag onzichtbaar worden.

Dag 23
’s Nachts de tovenaar van Oz gelezen. Geen zwaar naslagwerk, maar daardoor wel leesbaar (“taal” blijft een vreemd fenomeen). Een strooien en een blikken golem samen met een leeuw en een klein meisje op avontuur. Erg onderhoudend.
In de ochtend bepakt, bezakt en bezegend op pad. Krekels en mieren spelen onderweg een concert, beloond met een stukje brood. Met elkaar een groots krijgsplan opgesteld dat neerkomt op: lok de tegenstander in een hinderlaag met een opofferbare pion (c’est moi (“dat ben ik” in weer andere “taal”)). De golems werken echter niet mee. Luid en vals la-la-la door een blauwe lokeend is duidelijk geen aanval. Tikkie met een elementaal wapen wel. Een deel komt achter mij aan, een deel blijft achter. Sprint, sprint, loer. Uhm, ren, ren, kijk. Loop, loop, staar. Golems zijn traag.
Mijn kennis van de nobele kunst van het hinderlagen leggen blijkt beperkt. In plaats van stil de vijand op te wachten en ze in de rug aan te vallen, wordt hij goed gecoördineerd uigevoerd als uit twee oprukkende flanken met in het midden een boogschutter als centrum. Waarschijnlijk hoort deze formatie als een tang om de tegenstander te sluiten, waarbij de boogschutter nooit bereikt wordt. De golems vallen als pijpenstelen op de kermis.
De golf van mensen die er achteraan komt is verrassend. Ze storten zich rucksichtloos (weer een ander “taal”) als lemmingen recht op onze wapenen, in een poging onze zingende bard te bereiken. Machtige magie, duidelijk nader onderzoek waard. Je moet wel zeker weten dat je de stroom weet tegen te houden, want hun moraal breken is geen optie. Na afloop bleek de zangeres in kwestie erg verbaasd door dit resultaat, dus helemaal standaard was dit niet.
Onze slinkse sluipster hield ondertussen het dorp in de gaten. Een deel van de tegenstanders is met materialen door een portaal gevlucht, een deel heeft zich op ons gestort. Men heeft niet alles mee kunnen krijgen, dus we hebben nog wat onderzoeksmateriaal. Morgen de opgraving onderzoeken. Nu eerst de nog overlevende en nu niet meer bezeten tegenstanders veilig opbergen.

Sessie 1 (Verslag van Chattan)

Mijn mentor, Avinyara had een nieuwe opdracht voor mij. Ik moest samen met een aantal andere mensen van de Academie af reizen naar Haagland, om de hertog te helpen met een probleem. Hij heeft het niet zo op magiërs, dus het was mijn verwachting dat zijn probleem er een was dat niet op normale manieren was op te lossen, anders had hij de Academie niet om hulp gevraagd.

De groep die Avinyara had samengesteld verbaasde mij enigszins. Om te beginnen kwamen er twee soldaten mee, een militiaman (Alterion) en een boogschutter (Krin). Zinnige toevoegingen aan een groep als het mogelijk gevaarlijk gaat worden. Het waren de andere twee groepsleden die ik niet had verwacht. Beide waren magiërs die ik nog niet eerder aan de Academie had gezien. Ik zou dan ook niet verwachten dat ze zonder begeleiding van een mentor of leraar van de Academie op pad zouden worden gestuurd om de Academie te vertegenwoordigen. Maar goed, Avinyara had er blijkbaar vertrouwen in, dus ik ging er dan ook vanuit dat het goed zat.

De eerste van de twee magiërs was Diora. Ze is bard, en kan blijkbaar magie door middel van haar zingen. Dat is een erg zeldzaam talent, dat blijkbaar ook ergens in de (verre) familie van Avinyara voorkwam. Vandaar dat ook zij Avinyara als mentor toegewezen had gekregen, in plaats van een magiër die zich meer op haar magiepaden specialiseert.

De tweede magiër heette Sjorsjee. Hij was (naar eigen zeggen) geen magier, maar een medium van de god Aron. Aron is een god van de magie, die in verre landen wordt aanbeden. Moriamis, een lerares aan de academie, vertelde mij dat Aron ergens tussen een magier en een medium inzit. Al met al was zijn precieze positie dus nog niet duidelijk. Wat wel duidelijk was, was dat hij nog niet zo goed zijn weg in de wereld wist. Daarom was ook bij hem Avinyara tot mentor benoemd; niet vanwege de magische talenten, maar vanwege omdat Avinyara vaker aanwezig was (en dus beter les kon geven), en omdat ze een van die magiers was die juist heel goed wist hoe de wereld in elkaar stak.

In elk geval kon de opdracht beginnen. Avinyara gaf de bard Diora een introductiebrief mee voor de hertog. Vervolgens reisden we per koets naar Haagland. Daar aangekomen zijn we direct naar het kasteel gegaan, waar we ons konden opfrissen voordat we de hertog zouden spreken. Een deel van die tijd heb ik gebruikt om te kijken of ik in kat vorm makkelijk onze kamers in- en uit zou kunnen, voor het geval ik informatie zou willen verzamelen. Hoewel ik al vaker in Haagland was geweest, was dit de eerste keer dat ik het kasteel bezocht, hiervoor bleef ik altijd in de stad. Het kasteel bleek tegen te vallen; het was eigenlijk eerder een versterkt landhuis.

Nadat iedereen zich had opgefrist konden we onze opwachting maken bij de hertog (en de andere kasteelbewoners; iedereen was in de grote hal bezig met zijn avondeten). We werden uitgenodigd om mee te eten, onze opdracht zouden we de volgende dag krijgen. Opvallend was wel dat de familie van de hertog zich in de rouw leek te bevinden.

De volgende dag werden we overgeplaatst naar het klooster van Sofia, in de stad. Dit gebouw kende ik al wel, omdat magiërs van de Academie enkele jaren terug hadden geholpen bij de wederopbouw van dit klooster. Hier kregen we onze opdracht te horen: de hertog had rapporten gekregen dat de ruïnes in het bos weer werden opgebouwd. Hij vreesde dat een van zijn buren probeerde om voet aan de grond te krijgen om een deel van het hertogdom over te nemen. Om erachter te komen wat er gaande was, had hij een aantal soldaten gestuurd om een kijkje te gaan nemen. Slechts een paar kwamen er terug, brabbelend over stenen soldaten en verder niet aanspreekbaar. Nu werd dus aan ons gevraagd uit te zoeken wat er gaande was in het bos.

De rest van de dag zijn we eerst informatie wezen verzamelen. Aangezien ik me af vroeg wat er gaande was in de familie van de hertog, informeerde ik bij de nonnen in het klooster waarom er gerouwd werd. Dit leverde me een gesprek op met een specifieke inwoner van het klooster: de tweede dochter van de hertog, die non was geworden. Zij vertelde me dat de haar oudste zus recent getrouwd was, maar dat haar echtgenoot vlak naar het huwelijk was omgekomen bij een jachtongeval.

Samen met Diora ging ik vervolgens de stad in om te horen wat de stadsbewoners dachten over het bos en het ongeval. Over het bos kregen we weinig serieuze antwoorden: er zouden sprookjesfiguren in rondlopen. Over het ongeval van de schoonzoon van de hertog was men minder vaag. Het was hen duidelijk dat één van de buurstaten iets te maken had met het ongeluk.

In de tussentijd was Sjorsjee de bibliotheek van het klooster in gedoken, terwijl Krin en Alterion bij de jager op bezoek ging die had gemeld dat er weer werd gebouwd in het bos. Hij vertelde hen over enge stemmen en illusies die in het bos rondhingen, en langzaam naar de stad toegroeiden.

De dag daarop zijn we het bos ingegaan. Sjorsjee wilde ons beschermen tegen illusies door middel van magie van zijn god. Deze bescherming konden wij verkrijgen als wij een eredienst voor Aron zouden bijwonen. Voor mij was het hopen dat bijwonen voldoende was, want ondanks het feit dat Sjorsjee niet eens zo’n slechte spreker bleek, kon de dienst mij niet echt boeien. Toen bleek dat de stadsbewoners gelijk hadden: er liepen inderdaad sprookjesfiguren rond in het bos. Bij een splitsing kwamen we Roodkapje tegen, die verteld over haar oma, en over zeven dwergen. Door een tijdje met haar op te trekken kwamen we nog meer sprookjesfiguren tegen, en een ridder uit een legende.

Na ons enige tijd te hebben beziggehouden met de sprookjesfiguren gingen we verder op zoek naar de ruïnes, en troffen inderdaad een compleet dorp aan. Tussen de huisjes stonden grote stenen beelden; na wij vermoedden de “stenen soldaten” waarmee de soldaten van de hertog in aanraking waren gekomen. De boogschutter, die blijkbaar vaker buiten de stad kwam, zocht rondom het dorp naar sporen, en kwam kleine mensachtig voetjes tegen, en sporen die mogelijk bij de stenen beelden horen.

We durven het dorp niet zomaar te naderen, de beelden zouden immers tot leven kunnen komen. Nu was het dus tijd om mijn magie in te zetten; ik verwachtte dat de beelden niet op katten zouden reageren. Echter, ik wilde nog niet dat mijn groepsgenoten mij in diervorm zouden zien. Ze zouden er snel genoeg wel achter komen, maar bij mensen die ik nog maar net kende, leek voorzichtigheid wel geboden. Ik kondigde dus aan dat ik wel wat kon proberen, in mijn eentje, en heb mij uit het zicht in een kat veranderd, en ben het dorp ingegaan. Zoals ik had gehoopt reageerden de beelden niet op mij, en kon ik het dorp bestuderen. Veel was er niet te zien: alle huizen waren afgesloten. Wel waren overal meet voetsporen van kleine mensjes te zien. Met die informatie keerde ik terug naar de groep.

Onze volgende stap was het volgen van de weg die door het dorp heen liep. We gingen met een brede boog om het dorp heen om die weg te bereiken. Hij bleek te leiden richting een steengroeve, waar nogal wat lawaai uitklonk. Ik voelde me niet goed in staat om nog een keer vormverandering te gebruiken, en probeerde in menselijke vorm naar de groeve te sluipen. Dat bleek echter niet echt haalbaar, ik kon net dicht genoeg naderen om een paar stemmen te horen, maar als ik verder zou gaan zou ik opgemerkt worden.

We besloten met zijn allen gewoon de groeve binnen te gaan. Dit bleek geen goed idee. Binnen troffen we een grote groep kleine mensjes aan, die gelijk alarm sloegen en ons aanvielen. We zijn weggevlucht. Ter hoogte van het dorp stuurden ze de beelden achter ons aan. De helft ervan volgde ons tot aan de eerste splitsing in het bos, en staakte daar de achtervolging. Blijkbaar hield daar hun domein op. Diora kreeg hierdoor nog een ingeving; haar vermoeden was dat de sprookjesfiguren je consequent bij het dorp uit de buurt zouden houden door je altijd vanaf de splitsing een andere kant op te leiden. Het leek echter geen goed idee dat gelijk uit te testen; in plaats daarvan gingen we terug naar de stad om verslag uit te brengen bij de hertog.

Nu we hadden uitgezocht wat er aan de hand was, was het tijd om te verzinnen wat we er aan konden doen. We besloten dat een snelle reactie wel eens verstandig kon zijn. Aangezien de stenen beelden blijkbaar niet voorbij de wegwijzer konden komen, besloten we om daar in de buurt een gevecht uit te lokken, zodat we een goede kans hadden te ontsnappen als ze te sterk voor ons bleken te zijn. Op die manier konden we ook een aanval uitvoeren zonder dat de (al uitgedunde) troepen van de hertog verdere verliezen zouden hoeven lijden. De hertog stemde in met het plan; de volgende dag zouden we het proberen.

Sessie 2 (Verslag van Chattan)

De dag van de aanval wet geopend met een eredienst opgevoerd door Sjorsjee, opgedragen aan Aron, een god van de magie. Aangezien wij zouden vechten tegen magische wezens zou deze god ons steunen. Iedere aanwezige kreeg via Sjorsjee een zegening van de god. Ik vroeg om kracht, zodat ik een zwaarder wapen kon hanteren. We verwachtten namelijk dat de stenen soldaten erg stevig zouden zijn, en niet zomaar kapot zouden gaan. De zegening werkte; ik kon nu redelijk fatsoenlijk een strijdhamer hanteren.

Vergezeld door een aantal soldaten van een hertog en een door Avinyara nagestuurde verkenner gingen we vervolgens op weg naar de splitsing in het bos. Ik sprak de mutatiespreuk “Taai als de beer” over mezelf uit om mijn uithoudingsvermogen te verbeteren.
Sjorsjee werd er op uitgestuurd om de stenen soldaten te lokken. Echter, ze reageerden niet op zijn aanwezigheid. Pas toen hij hun aandacht trok door ze te beschieten met een magische granaat kwamen er vier achter hem aan. Het gevecht kon beginnen.

Het bleek dat de stenen mannen een stuk minder stevig waren dan we hadden gevreesd. Met zijn boog kon Krin ze redelijk goed kapot schieten; het blijkbaar brosse steen spatte uiteen als hij ze raakte. Er van uitgaande dat de stenen soldaten geen bedreiging vormden, besloot onze verkenner om hen heen te trekken om te zien wat er in het dorp gaande was. Ze stuitte daarbij op een groep van de kleine wezens die wij eerder in de steengroeve hadden gezien.
Toen gebeurde er iets raars: toen de laatste stenen soldaat bij onze groep aankwam, begon Diora een lied te zingen om ons aan te moedigen. De groep kleine wezens ging op dat moment bezerk, en viel ons ook aan. Alterion sloeg de laatste stenen soldaat uiteen; ik dode een van de kleine wezens. Dit was geen grootse prestatie, aangezien ze slecht waren uitgerust en zich uitsluitend op Diora focusten.

Toen Diora ophield met zingen, stopten de overlevende wezens met vechten en stortten huilend op de grond, zich inene gedragend als peuters. Het leek alsof ze daarvoor bezeten waren geweest. In het dorp zag onze verkenner inmiddels dat er van houten staven een pentagram was gemaakt, waarbinnen een magisch portaal was gecreëerd. De andere kleine wezens en stenen mannen verdwenen hierdoor. Een laatste stenen soldaat bleef achter, verstoorde het pentagram (waardoor het portaal verdween), en viel ons aan (zonder succes).

In het dorpje vonden we een aantal van de houten staven die de wezens als wapens gebruiken. Bovendien hebben we een aantal kistjes gevonden met een apart soort metaal er in. Het metaal voelt voor mij alsof het mijn magie zou verstoren; Sjorsjee heeft er zelfs onmiddellijk last van. De helft van de vondsten mogen we van de hertog houden; de andere helft wil hij verkopen om de opbrengst aan de weduwen en kinderen van zijn soldaten te schenken. Het vreemde metaal is helemaal voor ons; daar wil hij niets mee te maken hebben. Onze groep is nu dus tien staven en twee kistjes verdacht metaal rijker.

De hertog bleek tijdens onze afwezigheid ook niet stil te hebben gezeten. Één van zijn tegenstanders liet de hertog bespieden, wachtend op een gunstig moment om in actie te komen. De hertog is hier achter gekomen, en heeft z’n andere soldaten meegenomen naar het gebied van die tegenstander en heeft daar een schuur met belegeringsuitrusting in de brand gestoken. Ik kon er niet achter komen om welke vijand het precies ging, maar het was zeker dat de spanningen in het gebied aan het oplopen waren. Het was echter niet aan ons om ons met de politiek te bemoeien, dus wij zouden verder gaan met het oplossen van het raadsel in het bos.

Onze volgende stap zou zijn het bestuderen van de opgraving bij het dorp.