Een week later.....
Aankomst in Praia, Ilha de Santiago, wat een vlucht!
Als vlieggek een geweldige gewaarwording. In een twee-jaar jonge ATR, al
hortend en stotend aankomen op eiland nummer twee. Bij aankomst zie je
Praia liggen. Een echte industriestad, oude vrachtloodsen,
visopslagloodsen en een hoop puin.
We wachten na aankomst op de bagage en op de afgesproken chauffeur. De
bagage komt uiteindelijk, maar de choof is in geen velden of wegen te
bekennen. Dan maar een taxi. Een taxichauffeur met een oude,
zwarte/groene Peugeot 504, staat ons breedgrijnzend aan te staren.
.....Ja, ja, we gaan met je mee. We stappen in en de choof vraagt; "You
Norway.... You Sweden...... You Deutsch (?)....." En ik antwoord; "No
Hollanda, Payos Bajos". Zegt die nog altijd grijnzende neger; "Ahhhhh,
Nederland, Johan Cruiff, Roet Goellit en de rest van onze famouse
voetbalhelden." Hij zet ons af bij het Hotel en zegt "Doei", ik kijk Lizet
vragend aan en houd mijn mond verder.
Het Hotel ligt in de baai van Praia en is van alle gemakken voorzien. Op
de kamer beland, kijk ik naar buiten en zie de haven, het strand en een
drukke stad, die mij meteen al niet kan bekoren. De haven is bouwvallig,
het strand smerig, wat zeg ik "GOOR", en in de stad krioelt het van de
mensen. Wat mij opvalt is de aanwezigheid van de grote hoeveelheid
niet-inlanders (Nigerianen, Ghanezen, en andere vaste-landers...). Deze
stad is niets voor ons en dat blijkt al gauw uit ons eerste bezoek aan de
"oude" stad. Het stinkt, is erg smerig en de sfeer is gehaast. Hier
moesten we maar niet te lang blijven..
2e dag in Praia, we moeten hier weg. We huren een auto en beginnen te
rijden, Praia achterlatend. We nemen de westelijke kustweg, ahum weg? Na
enkele echte slams, komen we in een totaal andere omgeving. De rust en
stilte keren weer terug. We rijden 20 kilometer en komen uit in Cuidade de
Velha, de oude hoofdstad van Cabo Verde. Hier hebben de Portugezen tijdens
de kolonisatie hun stad gebouwd. Cuidade de Velha staat op de lijst van de
wereld-organisatie voor cultuur en historische steden, en wordt
wederopgebouwd. Boven het dorp ligt op een berg het oude fort. Van
hieruit heb je een schitterend zicht over de Atlantische Oceaan. In het
dorp beneden zijn de resten van de kerk, het klooster, de school, de
slavenverblijven achtergebleven. De stad werd aan puin geschoten en in
brand gestoken door de mannen van Drake.....de Engelse piraat. De slaven
namen de benen en vluchtten het binnenland in. Dit zijn de huidige
bewoners van de KaapVerdische eilanden.
We rijden verder en zoeken ons een strandje uit. Ik spreek een lokaal
knulletje van een jaar of acht aan en vraag hem of hij nog iets gevangen
heeft. Hij zwijgt.. Nee dus.. Na enige tijd vertrouwt hij me een beetje
en praat honderd uit. Van die 100 begrijp ik nog geen 98, maar goed. Hij
is dolgelukkig als ik hem een stuk brood en wat Unox-worstjes aanbied.
Een stuk mango als toetje en we hebben het bij 'm gemaakt. Tot zijn grote
spijt verlaten we hem om weer op tijd in het Hotel te zijn voor het
avondeten. Het enige positieve van Praia is het restaurant van het hotel.
Wat heb ik daar zitten bunkeren.
We rijden een dag later richting Tarrafal, een dorpje gelegen in het
uiterste noorden van het eiland. De weg naar Tarrafal is een belevenis.
Klimmen, dalen, klimmen, dalen. En zowaar, groen. Op de Monte Grande
stoppen we. Het uitzicht is geweldig. De weg is namelijk aangelegd op de
bergkam van de Monte Grande op een hoogte van 1700 meter. Links en rechts
van ons kijk je de diepte in, je ziet de groene dalen liggen en de wolken
sluipen stiekem aan je voorbij, een vochtige nevel achterlatend, die zich
over het land verspreid.
Na een half uur rijden komen we aan in Tarrafal, zoeken ons pensionnetje op
en worden warm onthaald door de eigenaar van het pension. We krijgen onze
kamer en merken dat er alleen koud water uit de kraan komt. So what. We
eten een hapje en verkennen het dorpje. Ik zie een oude grijsaard met een
trainingsjack lopen, voorzien van een logo van de Postbank. We lopen naar
de haven waar zojuist de vissersbootjes afmeren. Tot de rand toe gevuld met
sardientjes. Ik raak in gesprek met één van de vissers, genaamd Marco.
Hij nodigt mij uit om de volgende dag mee te gaan. Ik neem deze
uitnodiging maar al te graag aan. We verlaten de haven en lopen naar het
strand. Aldaar aangekomen blijkt het "bounty-strand" daadwerkelijk te
bestaan. Wit zand, lichtblauwe zee, een rode, ondergaande zon en
natuurlijk de overhangende palmbomen.
06.00 uur: Ik word gewekt door de pensioneigenaar met de mededeling dat ik naar de haven moet gaan. (Ehhh, ja ik had ook niet gevraagd hoe laat de vissers zouden vertrekken.) Ik trek mijn oude kloffie aan en vertrek richting haven. De pensioneigenaar komt me achterna gehold en stopt me twee gloeiend hete broodjes toe. Ik word begroet door de vissers met een vreemde glimlach. Ik spring in het bootje en dwing hierdoor respect af. Ik roep "Vamos" en lach ook maar even. We worden afgeduwd en Marco legt me in het Engels uit hoe men gaat vissen. Ik dacht in eerste instantie dat hij me in de maling nam, maar echt de wijze waarop zij vissen is uniek. Marco trekt zijn zwembroek aan, zijn flippers en doet z'n snorkel op. Hij krijgt door een ander een touw aangereikt en verdwijnt in het water, om plaats te nemen voor het bootje. Met de boeg tegen zijn kont, wordt hij door het water voortgeduwd. Z'n kop onder water houdend en kijkend naar scholen vis. Dan plotseling steekt hij zijn hand op. Het gas wordt teruggenomen en men wacht gespannen af. Hij maakt met zijn rechterhand een draaibeweging en duwt zich van de boot af. De andere vissers gooien de netten uit en de boot vaart in een door Marco aangegeven cirkel rond. Drie andere mannen springen in het water en duiken achter elkaar onder. Men blijkt naar de bodem te duiken en daar door lucht uit te blazen bubbels te maken, die de vis omhoog moet jagen. Na 20 minuten wordt het net langzaam binnengehaald en verschijnt een zilverkleurige gloed aan het oppervlak. Het net zit weer eens vol. Marco klimt aan boord en zegt; "This time we were lucky, we are off this afternoon." We varen terug en de vis wordt meteen in de haven verkocht aan dorpsgenoten. Drie dagen trek ik met Marco op en leer veel van de cultuur, de mensen, de problemen en de reden waarom men altijd positief probeert te blijven in dit wereldse dorpje in het midden van de Atlantische Oceaan. Je leeft tenslotte om te leven.
Met een prettig gevoel laten wij Marco, het pension met z'n baas, de
vriendelijke mensen en het dorp Tarrafal achter. Ik kom hier nog eens
terug.
We vertrekken richting dat stukje Santiago, welk afgestoken mag worden en voor zichzelf een eiland zou mogen beginnen. Terug naar Praia, we moeten wel. Daar is nl. de luchthaven. We gaan naar Sao Vincente.
In het 3e deel van mijn reisverhaal zal ik het hebben over Mindelo, een natuurlijk zwembad, een vulkaanuitbarsting en een trip naar San Antao.
Peter...