de mytische periode
Ondanks de andere techniek, andere landen en andere bewoners wijkt de wereld van Earin vooral af van de onze omdat het een magische wereld is. Zelfs de grootste ongelovigen erkennen dat er zo iets als magie bestaat en de macht van de geestelijkheid en magiers is een reeel, bestaand gegeven. De wereld is gevuld met dieren en wezens die hier op aarde tot het rijk van de fabelen gerekend worden, zoals eenhoorns, draken en dwergen. Voor de inwoners van Earin zijn deze wezens even reeel als voor ons een walvis of een Porsche 911. We gaan er meestal niet dagelijks mee om, maar we accepteren hun bestaan als gewoon.
Volgens de wijzen zijn alle wezens op Earin afkomstig uit één soort "oergeest". Men is het er niet over eens of deze oergeest nog wel bestaat, maar alle machtige magische wezens zoals goden en grote geesten zijn afkomstig van deze oergeest. Het lichaam van de oergeest is de fysieke wereld. De geest van de oergeest is verspreid geraakt over alle wezens van Earin. Alle wezens dragen dus iets van de oergeest van de wereld in zich, door magie gebruiken ze dat stukje om de wereld om hen heen aan te passen. De meeste wezens zijn niet in staat om deze macht die zij in zich dragen bewust te sturen, maar magiers kunnen dat wel.
De Mensen zijn een apart verhaal. Het ras der mensen is niet geboren met de gave van magie, want van oorsprong zijn zij niet van Earin afkomstig. Het is onduidelijk hoe zij aan deze gave zijn gekomen. Hierover bestaan wel meerdere theorien. De gave van Magie is wel aan andere rassen gegeven die sterk op de mensen lijken, zoals de elven, de demonen of de engelen die op Earin rondlopen. Langzamerhand is het bloed van deze rassen misschien vermengd geraakt met dat van de mensen. Mensen bezittten wel een gave die de andere rassen oorspronkelijk misten: de gave om iets echt nieuws te maken. Misschien dat daarom de goden de mensen de kunst van de magie hebben bijgebracht. Zoals een Maecenas een musicus een viool kado doet, als een uitnodiging om er eens iets moois mee te doen. De aard van de mens is helaas dat veel van zijn inspanningen lelijk en chaotisch zijn. Maar nog altijd zijn vele machtige natuurgeesten geboeid door wat de mensen kunnen maken.
Ondanks alle creativiteit van de mensen worden ze vaak niet door de andere rassen benijd. Hun daden zijn vaak ongericht en ze verspillen meer dan ze kunnen maken. Door hun gebrek aan contact met de oergeest zijn ze in staat tot grote en nieuwe dingen, maar dit maakt hen ook sterfelijk. Dit is de reden waarom elven en bijvoorbeeld demonen soms hun eeuwige jeugd verliezen als ze onder de mensen verkeren. Zij noemen dit verschijnsel de droesem van de mensheid. Een elf onder de mensen wordt door zijn rasgenoten met een mengeling van verwondering en verdriet bekeken. Verwondering, omdat hij nu tot zo veel vreemde en wonderbaarlijke dingen komt, maar ook verdriet, omdat hij of zij er uiteindelijk aan ten onder zal gaan.
De droesem van de mensheid is geen absoluut gegeven. Sommige elven wonen bijvoorbeeld een tijdje onder de mensen maar besluiten dan wijzer en vermoeider onder hun eigen volk te wonen. Een enkele keer wordt een mens ook wel eens tussen andere wezens geduld. Als een mens voldoende "eenheid" met de oergeest meet te krijgen verliest hij zijn sterfelijkheid. Verhalen over heiligen en aartsmagiers laten zien dat dit voorrecht maar aan een enkeling beschoren is.
Zelfs de meest chauvinistische mensenmagiers erkennen dat het grote patroon van de Magi oorspronkelijk niet door mensen gemaakt is. De schepping van dit grote patroon ligt zo ver voor de overgeleverde geschiedenis dat zij een onderwerp van talloze mythes is. Misschien dat ergens nog een oude groene elf iets van zijn constructie weet, maar de preciese theorie is verdwenen.
De meeste verhalen gaan over Cassarden Faelivrin, de eerste Meester-magier. Hij zou met behulp van een stel elven, demonen en heersers over de elementen het grote magierspatroon gemaakt hebben. Maar zijn leerlingen en helpers verrieden hem toen hij te veel macht over het patroon kreeg. Sinds die tijd ligt het patroon begraven onder de kathedraal van Dwyndarck, ergens heel ver in het noorden en kan niemand meer het patroon betreden. De heersers over de elementen bewaken het patroon tegen stervelingen.
Het verre verleden van Earin is alleen bekend door mondelinge overlevering, mythes en verhalen van de niet-menselijke rassen op Earin. Deze periode wordt de Mythische geschiedenis genoemd. Kennis over deze periode is versnipperd en verspreid. De verschillende bronnen verschillen sterk van elkaar. De meest bekende verhalen zijn in latere tijden opgeschreven in de werken van Sollenoor. Aangezien zij kort voor het begin van het keizerrijk leefde heeft zij alle verhalen uit Earin en het oude Payaquin onder gebracht in één standaardwerk. Voor de inwoners van het voormalige keizerrijk is Sollenoor de bron van hun kennis over deze periode.
De Mytische geschiedenis (die van Sollenoor) begint met de schepping van de wereld en handelt over de tijd voor dat de mensen iets te vertellen hadden.
In het begin ware er Gedachte en Vorm. En de naam van de Gedachte was Feh, en de naam van de Vorm was Irch. Irch en Feh kwamen tesamen en schiepen de Wereld. En in de wereld schiepen ze de Zeven Ouden: Semerg de zeegod, Rallar de Aardgod, Mirhee de god van de lucht, Viri de Vuurgod, Ulwain de God van de dood, zijn tweelingzus Amartis de godin van het leven en Chem, de chaosbrenger. De grote machten schiepen ieder voor zich een deel van de schepping, zoals dieren en planten. Soms schiepen ze samen. Om over de schepping te regeren stelden de Ouden Wachters aan. Sommigen van de Wachters zijn grote geesten van de natuur, zoals Merengard de Eerste draak, Ondurain de woudgod en Fion de vuurgeest. Anderen werden door Ulwain en Amarthis over de menselijke wezens aangesteld. Voornaamste van hun wachters zijn Suldjawee, godin van de vruchtbaarheid, Ayiffe de Maangodin en Errur, god van de vernietiging.
Na het aanstellen van de wachters trokken alle ouden zich terug uit de schepping. De wereld werd toen geregeerd door de Wachters. De verschillende wezens op de wereld van Earin zijn produkten van deze wachters. De dwergen beroepen zich er op van de aardgod af te stammen en zeggen de oorspronkelijke bewoners van Earin te zijn. De elven hebben een hechte band met de geest Ondurain in hun eigen verhalen ontvluchtten ze het continent Jesara en vestigden zich vervolgens via een lange tocht over de archipel en hamar in het noorden van Earin. De trollen kwamen rond dezelfde tijd en kosten het westen als woonplaats. Als laatste niet-menselijke ras vestigden de demonen zich in de streek tussen de bergen van de Ardach en de Mordach.
Natuurlijk waren de verschillende rassen het niet altijd met elkaar eens. Na lang overleg kozen de rassen de Elvenprins Nefuilas (de schone) van de stam van de Faëlivrin (hoge elven) als "rechter" bij hun onderlinge geschillen. In deze tijd gingen de verschillende natuurgeesten ook nog veel directer met de menselijke rassen om, Nefuilas was ook de "tussenpersoon" voor deze wezens.
De mensen hebben geen band met de wachters. In de oude verhalen komen zij van een eiland in het verre oosten en kwamen zij van buiten de grenzen van de wereld, een "andere wereld" waar niets meer over bekend is. De mensen woonden oorspronkelijk in een klein en goedaardig koninkrijk dat "Eshtapha" genoemd werd. Dit rijk wordt omschreven als een hof van eden. Vanuit Eshtapha verspreidde de mensen zich over de andere continenten, en ook op Earin wisten ze zich te vestigen, met name rond Payaquin, aan de westkust en in de schaduw van de Mordach. De eerste immigranten waren van het zogenaamde "oude" volk.
De oude geest Chem had zich niet terug getrokken. Chem kon niet scheppen, maar hij bezat wel de kracht de schepping van zijn broeders en zusters te buigen en te veranderen. En Chem schonk de Wachters de gave van Vijandschap. Zo ontstond er strijd, vooral tussen Suldjawee en Errur. De strijd werd erger en erger, en de nakomelingen van Suldawee en Errur bemoeiden zich ook steeds meer met de strijd. In deze tijd was de wereld vol beroering en oorlog. Deze tijd wordt het eerste tijdperk van Chaos genoemd. Veel ging ten onder, totdat op het laatst de meeste wachters van de natuur zich bij het huis van Suldjawee aansloten en Errur buiten de grenzen van de wereld gesloten werd. Maar veel van zijn volgelingen ontsnapten. Errur schiep eigen dienaren uit het volk van zijn broers en zusters: Sheraph, godin van de lust, Krecht, god van de Insecten, Merrir, god van het verterend vuur, Bekhtar, god van de verrotting en Woduur, god van het onleven. Zij bleven tot op deze aanwezig binnen de schepping van Earin.
Nu regeerde het huis van Aarde over de wereld en de kinderen van Suldjawee zaten op de troon. Oudste van deze was Guldaras, de heer van de orde. Zijn kinderen waren Helvar, de god van de Rechtvaardigheid, Ehliassa zijn zuster, godin van de jacht, Brendal, de god van de handel en Halda, godin van het Huis. Broer van Guldaras is Aron, de god van de magie. Zijn kinderen zijn Diador, de god van de ambachten, Dalmar, de god van de slaap, Fenorah de godin van de (ware) liefde en Raana, de godin van de waarheid. Raana en Helvar vormen op hun beurt een paar. Hun kinderen zijn Elonim, de god van de rechtvaardige krijg en Serris, godin van de schoonheid. Derde zoon van Suldjawee is Bordon, de god van het Enthousiasme. Zijn kinderen zijn talrijk en verschillend. Laatste van de zonen van Suldjawee is Bembo de Merkwaardige, de god van de vrolijkheid.
Na verloop van tijd voelde Seriphis zich tot Fenora aangetrokken. Fenorah moest echter niets van Seriphis hebben. Hij roofde haar van haar echtgenoot en verstopte haar diep in zijn geheime rijk, dat Kolvein werd genoemd. De kinderen van Fenorah en de kinderen van Aron gingen verwoed naar haar op zoek, maar uiteindelijk wist Ganerian haar als eerste te vinden. De zoektocht had een lange tijd geduurt en Fenorah had in die tijd van Seriphis zes kinderen gekregen. Zijn kinderen kozen zonder uitzondering de kant van hun moeder. Seriphis voerde nu oorlog met zijn kinderen en de andere goden. Dit was de Grote Mythische Oorlog. In deze oorlogen speelden de mensen en de andere rassen een rol, zowel aan de goede kant als aan de slechte kant. De wereld werd hervormd en de bestaande verhoudingen voorgoed veranderd.
Earin bleef niet buiten de oorlog. Machtige dienaars van Serphis bedreigden vanuit het continent Alglado de continenten Ormendaal, de Archipel en ook Earin. Earin werd binnen gevallen door de "vuurheer", een andere naam voor de natuurgeest Merrir in dienst van Seriphis. Merrir en zijn dienaren richtten grote verwoestingen aan. De verschillende rassen op Earin begonnen samen te werken om Merrir te bestrijden. Dit was echter geen strijd van wapens en legers, maar een strijd van grote magische krachten. Een groep elven en demonen wist onder leiding van Cassarden, broer van Nefuilas, de Vuurheer op te sluiten. Er zijn verschillende versies van dit verhaal in omloop. Volgens sommigen werd de vuurheer opgesloten onder de Dwergensteden Askalon of Dwyndarck. Volgens weer een andere theorie ergens onder de latere stad Ozan, en volgens weer een andere theorie is de Vuurheer opgesloten in het grote Magierspatroon op het Astrale vlak. Vast staat dat de vuurheer is opgesloten, en dat zijn gevangenis iets met het grote magierspatroon te maken moet hebben.
De Grote Mytische Oorlog werd beslist toen een grote invasie de (nog jonge) stad Payaquin bedreigde. De mensen van Payaquin vroegen de andere rassen op het continent hulp te zenden om hun ras te redden. Ze zonden ook verzoeken naar Ormendaal, de Archipel en zelfs naar Jesara. Iedereen zond zo veel mogelijk hulp als ze zo snel konden missen. Als eerste kwam prins Nefuilas met zijn garde. Zij sloegen hun kamp op bij de stad. Er zijn verhalen dat de prins verliefd werd op een dochter van de heer van Payaquin, en dat de reden van zijn haast alles te maken had met het feit dat zij zijn dochter onder haar hart droeg. De prins kreeg vervolgens een groot deel van de kracht van de eerste aanval te verwerken, hij stierf met een groot deel van zijn volk terwijl de slag nog moest beginnen. Grote legers uit Alglado, Jesara en de Archipel kwamen nu voor Payaquin samen, alle volkeren van Earin zonden hulp en uiteindelijk bemoeiden ook de bovennatuurlijke wezens zich met de slag. Voor de muren van Payaquin werden de troepen van Alglado vernietigend verslagen. Seriphis werd na deze slag gevangen genomen en voorgoed opgesloten. Alle andere goden trokken zich terug op het Astrale vlak.
De elven waren vóór deze oorlog op het continent van Earin de belangrijkste bevolkingsgroep, maar hun macht werd in en kort na de oorlog gebroken. De landen van Earin werden verdeeld onder de verschillende volkeren, in deze tijd waren dat de dwergen, elven, mensen en demonen. De zes kinderen van Fenora en Seriphis waren in die tijd nog niet de duistere aartsduivels (Arvigil, Shenea, Godwain, Shulioc, Shovaere en Derwe Dana) die ze later werden, ze vestigden zich in de landen tussen Mordach en Ardach.
Het rijk Vidurafel
Het lot van de Elven was nauw verbonden met de familie Faëlivrin. Deze familie raakte ernistig verdeeld. Ook hier gaan weer verschillende verhalen de ronde: Nefuilas en Cassarden zouden allebei verliefd zijn geworden op dezelfde mensenvrouw, de kinderen van Cassarden zouden bang zijn geworden van hun vaders magische vermogens en hem hebben aangevallen, de demonen zouden ruzie onder de elven hebben aangesticht of Seriphis zou het huis van Nefuilas hebben vervloekt. Misschien zijn al deze verklaringen wel waar. Feit is dat er kort na de laatste slag in de Grote Mytische Oorlog een oorlog onder de elven losbrak. Na deze oorlog splitste het volk van de duister elven zich af van de hoge elven en trok het grootste deel van de grijze elven zich terug over de bergen van ijs naar het noorden. Hier verdwijnen ze voor een hele lange tijd uit de geschiedenis. Na de grote oorlog steeg het aantal menselijke immigranten van andere continenten naar Earin. De eerste immigranten waren niet meer dan gevangenen van de Grote Mytische Oorlog of vluchtelingen. Oorspronkelijk leefden de verschillende rassen in betrekkelijke vrede naast elkaar. Het hele zuidelijke deel was rond deze tijd nog onbewoond.
De verschillende rassen hadden oorspronkelijk niet zo veel met elkaar te maken, maar toen de mensen in aantal toenamen kwamen zij in intensief contact met de demonen en de elven en werden ze door deze rassen beinvloedt. Er ontstonden overal mensenrijkjes, ook op plaatsen die oorspronkelijk door andere rassen werden bewoond. De oudste menselijke immigranten waren het meest bekend met de magie van elven en demonen en leerden het gemakkelijkst de "hoge kunst" van de Maguspaden. Zij voelden zich verheven boven de "nieuwkomers". Ze bouwden hun eigen steden (de eerste "oude steden") die ze met magie afsloten voor andere mensen. Maar de andere mensen vestigden zich in het gebied er om heen.
Na verloop van tijd kreeg Earin last van allerlei invallen uit Jesara. Tijden lang hadden alleen de Gnomen in het oosten hier last van. Te grote eigen trots of onverschilligheid bij de andere rassen zorgde ervoor dat de Gnomen er vrijwel alleen voorstonden. Als Nefuilas nog had geleefd had hij vast het continent wel tegen de buitenlandse indringers weten te verenigen, maar Nefuilas was dood en er waren geen opvolgers. De gnomen kregen af en toe hulp van de dwergen, maar de belangrijkste vestigingen van het Gnomenvolk lagen aan de zee, kwetsbaar voor invallen van buiten. pas toen de laatste gnomenstad (op de plaats van het huidige Ozan) rond 7500 voor de jaartelling werd verwoest en het volk zich over de rest van Earin verspreidde begonnen de mensen van Earin zich rekenschap er van te geven dat ze bedreigd werden door een buitenlandse macht.
Onder leiding van de Oude steden verenigden de rijkjes zich toch een soort statenbond, geleid door een groep machtige magiers. De trollen sloten zich bij deze bond aan, net als de demonen. In het begin kon het verbond geen stand houden en gingen grote gebieden verloren, maar het tij keerde en na enkele jaren wist de bond alle invallers uit haar rijk te verbannen. Het karakter van het rijk was voorgoed veranderd. Toen een eeuw later er weer een nieuwe inval uit het oosten kwam waren de inwoners van Vidurafel goed voorbereid, voor dat de invallers goed voet aan wal hadden gezet waren ze verslagen.
Het rijk was nu een eenheid geworden. In de loop van vele eeuwen groeide het rijk Vidurafel uit tot een lokale grootmacht, dat zijn zenith rond het jaar 3500 voor de jaartelling bereikte. In de over geleverde verhalen is dit een rijk van macht, zonde en overvloed. Op het toppunt van zijn macht zond het expedities naar de Archipel en Jesara en onderwierp het zelfs grote stukken van deze landen. Maar Vidurafel had altijd last van conflicten tussen magiers en vaak kreeg het rijk na een periode van grote bloei last van een terugval omdat haar leiders het onderling niet eens konden worden over de verdeling van de buit. Vier van de huidige vijf "oude steden" waren al bekend in het rijk Vidurafel en speelden een belangrijke rol: Payaquin, Sarck, Verestidel en Kavel.
De cultuur van Vidurafel werd op het einde van het rijk steeds verdorvener en magischer. De machtige magiers van de mensen deden er van alles aan om hun macht te behouden en uit te breiden. Ze werden hiertoe aangemoedigd door de machtigste demonen: zij herkenden in de mensen het vermogen om echt nieuwe dingen te maken en hielpen de menselijke magiers met allerlei experimenten waar ze zich beter niet mee bezig hadden kunnen houden. Daarbij deden de mensen dingen die nu niet meer geaccepteerd zouden worden, met name met de wetten van leven en dood. Als grootste zonde maakten de Magi onder de mensen het maguspad van de Dood, daarmee de woede en ergernis van de machtigste natuurgeesten en de goden over zich afroepend.
Ook de cultuur van de Demonen werd na verloop van tijd steeds kwaadaardiger. Ze raakte steeds sterker met die van de mensen (en die van de trollen) vermengd. Niet tevreden met alle aanwinsten overzee en de resultaten die ze daar behaalden viel hun blik op de ongerepte landen van de elven. De elven moesten niets weten van Vidurafel: elven zijn een ras van harmonie: in de euwen na de Grote Mytische oorlog hadden ze zich langzaam hersteld. De oude wetten verboden de demonen en mensen zich ten noorden van de Mordach te vestigen. Na een periode van wederzijdse botheden liep de spanning op. Eer waren allerlei voortekenen dat de goden geen oorlog tegen de elven wilden. Maar de magiers wilden niet luisteren. Het leger trok over de Mordach om geheel Earin aan zich te onderwerpen en verwoestte de mooie elvenstad Indjadar. Dit was het einde van Vidurafel, want de grote machten op de achtergrond reageerden dit keer fataal.
De godin Derwe Dana pleegde haar grote verraad en sloot in samenwerking met een aantal zeer machtige natuurgeesten haar broers en zusters op in de hel, samen met vrijwel alle demonen. Tegelijkertijd werd er door de god Diador een muur rond de ondode mensenmagiers getroken wardoor zij hun land niet meer konden verlaten.
Hierop stortte Vidurafel totaal in elkaar en breekt er een lange periode van Chaos aan. Wat er van de Elven over was veegde de resten ten noorden van de Mordach van de kaart, een leegte overlatend die uiteindelijk door vluchtelingen van alle kanten werdt gevuld. Veel menselijke magiers kozen in deze oorlog de verliezende kant. De chaos van de ondergang van Virurafel duurde meer dan 10 eeuwen. Uiteindelijk liep een groot deel van hel vlakke land tussen het noorden en zuiden van Earin onder water. het noorden en het zuiden van Earin werden door een ondiepe zee van elkaar gescheiden. Het zou vele eeuwen duren voordat hun geschiedenis weer volgens hetzelfde pad zou verlopen.
De geschiedenis van het noorden
Het noordelijke eiland werd Nefuilas genoemd, naar de levenkoning die hier ooit over regeerde. Hier woorden niet alleen mensen,maar ook vele elfen, gnomen, dwergen en andere niet-mensen. Over het algemeen bemoeiden deze rassen zich voornamelijk met zichzelf. In het vruchtbare land ten noorden van de bergpas in de Mordach groeiden de mensen in aantal. Zo ontstonden er een aantal nieuwe stadstaten, waarvan de belangrijkste de steden Gornel, indjadar, lameran, Jered, Emmus, Nemesh en Ozan heetten. Ten zuiden van de berpas waren de mensen al langer het dominante ras. Eeuwen na de ondergang van Vidurafel onstond uiteindelijk het rijk Penthaliseo, genoemd naar de godin van de samenwerking. De naam van het medium Ladoriar is voorgoed verbonden met dit rijk. Hij wist de verschillende stadsstaten met elkaar te laten samenwerken tot een statenbond werd gevormd.
Oorsponkelijk was Penthasileo alleen een rijk van mensen. Geleidelijk ontstonden er echter spanningen tussen de steden ten noorden en ten zuiden van de bergpas. De spanningen hadden een economische en religieuze oorzaak: ten noorden van de bergpas leefde men wat losser, in het zuiden moesten de mensen hard werken voor hun brood en was voornamelijk de leer van de god Guldaras populair. De spanningen leidde uiteindelijk tot een burgeroorlog toen tijdens een grote overstroming een groot deel van het volk ten zuiden van de bergpas huis en haard kwijt raakte en het noorden na liet hulp van enige omvang te sturen. In die tijd riep de profeet Menir op tot een Heilige oorlog. Zijn legers onderwierpen alle steden aan de andere kant en vestigden vanuit de stad Lameran een schrikbewind. De macht van Lameran werd minder na de dood van Menir, ondanks alle orde die zijn rijk bracht.
Al tijdens het leven van Menir werd de macht van Lameran langzaam overvleugeld door de steden Indjadar, Jered en Ozan. In Indjadar leefden meerdere rassen in relatieve vrede naast elkaar. Na de dood van Menir werd Indhjadar al gauw het decadente en commerciele middenpunt van het rijk. Jered werd de hoofdstand van de trollen en trok al gauw het meer duistere deel van Penthasileo naar zich toe. Ozan beheerste de zee. Een tijd lang beconcurreerde de steden elkaar op leven en dood, tot op een bepaald moment in de stad Ozan de Elfenkoning Nimmer de tweede aan de macht kwam. Zijn afkomst is nooit helemaal opgehelderd, hij beweerde in ieder geval een zoon van de legendarische koning Nefuilas te zijn. Gesteund door een aantal machtige magiers en Media slaagde hij erin om alle andere steden aan zich te onderwerpen. Feitelijk maakte hij van Penthasileo een koninkrijk. Hij slaagde er zelfs in om de niet menselijke rassen bij het koninkrijk te betrekken, op het hoofdpunt van zijn macht besloeg zijn rijk vrijwel heel Nefuilas tot aan de bergen van ijs. Hij trouwde met een half-elven prinses en regeerde een eeuw lang met wijsheid en een harde hand.
Koning Nimmer had zonder twijfel veel goede kanten. Hij wist een eenheid onder zijn onderdanen te brengen die ze sinds Nefuilas niet meer hadden gehad. De kwade machten van Vidurafel waren onder zijn bewind al bijna vergeten. Zelfs de elven en de Gnomen beleefden onder zijn bewind een renaissance. Hij sloot ook veel verdragen met de dwergen, elven en trollen. Alleen de benedenwereld en het stuk ten noorden van de bergen van ijs bleef buiten zijn machtssfeer.
De harde hand van zijn regering zorgde er echter voor dat hij niet echt geliefd werd bij zijn onderdanen. Hij vervreemde zich van zijn vrouw en zijn kinderen en trok zich steeds sterker terug in een kring van getrouwe ja-knikkers en slechte adviseurs. Op een gegeven moment kwamen de kinderen van de Elfenkoning tegen zijn gezag in opstand. Na een onduidelijke periode waarin zowel koning Nimmer en zijn vrouw van het toneel verdwenen werd één van zijn dochters uiteindelijk zijn opvolger. Allaréa de elvenkoningin regeerde enkele eeuwen vanuit Indjadar over een welvarend en verlicht koninkrijk, een periode die de gouden periode van Penthasileo wordt genoemd.
Penthasileo kende op zijn hoogtepunt een delicaat evenwicht tussen de verschilllende rassen dat door de bevolkingsgroei van de mensen werd verstoord. Er ontstonden allerlei ruzies en spanningen. De ondergang van Penthasileo werd uiteindelijk op gang gebracht door de opkomst van een groep machtige magiers. De elvenkoningin zag dit aankomen en stelde zich hard tegen deze groepering op. Maar ze werd vermoord voordat ze de magiërs kon verbieden.
Er ontstond een conflict tussen verschillende machtige magiers. Aangezien er gen duidelijke opgvolger voor Allaréa was die het conflict bij kon leggen liep het behoorlijk uit de hand, waardoor er een verschuiving in de geologie van het noordelijke eiland optrad. Het hart van Penthasileo verzonk onder de baai van ladoriar en werd de Mistzee. De inwoners vluchtten massaal over de bergpas naar het zuiden. De kronieken uit deze tijd spreken van vulkanische uitbarstingen, grote vloedgolven en enge monsters welke het product waren van uit de hand gelopen magische experimenten. Op dit moment bezweek het gezag in Indjadar, waar men na de dood van Allaréa een republiek had gevormd. Sollenoor de witte was een nicht van de verdwenen elfenkoningin Allaréa. Zij werd door haar tijdgenoten gezien als de feitelijke leidster van het volk van Penthasileo.
De niet-menselijke bevolking van het noorden ging na deze ondergang zijn eigen weg, zoals ze ook deden voor dat de mensen het rijk van Penthasileo hadden gevestigd. Tegelijkertijd met de ondergang van het hartland van Pentasileo vielen grote delen van de zee tussen het noorden en het zuiden droog. In het vacuüm dat was ontstaan door de ondergang van de regering in Indjadar nam het mensenrijk in het zuiden al snel de vluchtelingen uit het noorden op. Een groot deel van de mensen gingen op in het keizerrijk of vestigden nieuwe koninkrijken in het Oosten. Steden als Ozan en Lameran hielden een deel van hun zelfstandigheid maar onder sterke keizers werden ze tot het rijk gerekend. Hier en daar bleven kleine mensenenklaves bestaan, omringd door elven, dwergen en trollen. Oude steden als Gornel en Ondar verloren veel van hun glorie, maar wisten zich met pijn en moeite te handhaven. Het rijk van Penthasileo wordt geacht te zijn geeindigd door het huwelijk van Sollenoor de Witte met koning Herman de Goede van het machtigste koninkrijk van het zuiden.
De geschiedenis van het zuiden.
In het zuiden waren de mensen veruit het dominante ras. Maar de mensen waren hier verdeeld in meerdere rassen, die ieder een eigen cultuur kenden en het niet altijd even goed met elkaar konden vinden. De oorspronkelijke bewoners van deze streek trokken zich na de ondergang van Vidurafel terug in een vijftal steden. Zij voldoen aan de beschrijving van het "oude volk" uit het Bestiarium. De zes steden behielden een strak isolement met de omliggende landen. Zij handelden alleen met de omgeving voor voedsel en grondstoffen en onderhielden alleen contact met elkaar als dat nodig was. Binnen de muren van hun steden ontwikkelde de technologie zich onbelemmerd verder. Maar de bestuurders van de oude steden zorgden er wel voor dat niemand buiten de oude steden deze technologie in handen krijgt. Er is weinig bekend over de cultuur, zeden en gewoonten van de vijf steden. Ze hebben en eigen taal, eigen geschiedenis en een eigen versie van het gebruikelijke pantheon. Ze proberen hun "bloedlijn" zuiver te houden. Kinderen die niet aan kunnen tonen dat ze twee zuivere voorouders hebben worden zonder probleem buiten de stadsgrens gezet.
De rest van het land werd bevolkt door een mengeling van emigranten uit Nefuilas, onzuivere bannelingen van het oude volk en wat drenkelingen uit de Archipel. Dit volk kan samen met de bevolking van het noorden tot het "gewone" volk worden gerekend. Een aantal eeuwen na de ondergang van Vidurafel vestigden zich twee nieuwe rassen: een grote groep lange en blonde mensen van het "heersersvolk" en een kleine groep "withuiden".
De Withuiden vestigden zich nooit lang op een bepaalde plaats. Het duurde niet lang voordat zij verder trokken naar het noordelijke eiland. Uiteindelijk vestigden ze zich ten tijden van het zenith van de regering van Allaréa in het noorden en verdwenen ze een tijd lang uit de geschiedenis van het zuiden. Ze lieten echter wel een hele reputatie na: die van een onbegrijpelijk, knap en nobel volk dat over grote magische gaven beschikte.
Het Heersersvolk was wat mentaliteit betreft nog het best te vergelijken met de Vikingen: krijgshaftig en agressief. Hoewel de goden van het heersersvolk tot het zelfde pantheon horen als die van de andere rassen richt dit volk zich van oudsher meer op de natuurgeesten. Deze stonden dichten bij hun beleving van de wereld als vage dingen als rechtvaardigheid en eerlijke handel. Binnen een eeuw na hun aankomst hadden ze veel van de mensen buiten de oude steden aan zich onderworpen en bedreigden ze de steden zelf. De oude steden sloten daarop een overeenkomst met de leiders van het heersersvolk, waarbij deze beloofden de oude steden met rust te laten in ruil voor het erkennen van hun gezag in het gebied daarbuiten. Deze regeling betekende feitelijk dat het heersersvolk zijn handen vrij kreeg om zijn gezag met ijzeren hand te vestigen. (Deze regeling werd later over genomen door het keizerrijk: ondanks alles wat er daarna gebeurt is zijn de oude steden uit deze tijd nog steeds afhankelijk, maar wat er in de oude steden gebeurt ontrekt zich voor een groot gedeelte aan de waarneming van de andere bewoners van Earin.) Deze onafhankelijkheid is een vast gegeven, maar niet helemaal. Er zijn voorbeelden in de geschiedenis waarin de adel oorlog voerde met de steden. Maar dit zijn uitzonderingen.
Het heersersvolk vormde zich na het verdrag met de oude steden al snel om tot een klassieke feodale maatschappij. De verschillende heersers noemden zich allen prins, koning of hertog en gingen elkaar gedurende vele eeuwen vrolijk te lijf, zonder dat er al te veel vooruitgang werd geboekt. Ze vonden hun eigen volk in ieder geval oneindig veel beter dan het lage "gewone" volk, terwijl men de oude steden als een onbegrijpelijk randverschijnsel zag. Maar in inder geval hielden de bewoners van de oude steden hun ras ook zuiver, wat door het heersersvolk werd gerespecteerd. Dat ideaal hadden zelf ook enigszins. Maar het heersersvolk nam gemakkelijk dingen over van de andere rassen dan andersom. Geleidelijk veranderde de "barbaarse" gewoonten in een wat hogere beschaving.
Ergens in de loop van de eeuwen kwam er in het westen van het rijk van het heersersvolk een nieuwe religie op, die alle andere religies uitsloot en een leven na de dood beloofde. Dit is het Christendom. In de loop van een paar eeuwen wisten zij het grootste deel van het heersersvolk te kerstenen. Ze werden nooit echt populair onder het gewone volk en kregen binnen de oude steden nooit een poot aan de grond, maar het christendom drukte als staatsgodsdienst alle andere godsdiensten naar de achtergrond. De belangrijkste vertegenwoordiger van deze religie liet zich "paus" noemen. De pauzen regeerden vanuit een eigen stad, die zij om een of adere reden Nieuw Jerusalem noemde. In de praktijk hielden de leiders van het heersersvolk en de leiders van de kerk elkaar de hand boven het hoofd. Van alle religies is die van het Christendom echter het meest geneigd tot afsplitsingen en schisma's. Meerdere keren zijn er grote leiders opgestaan die zeiden dat de kerk zich eens wat meer tot de INHOUD van de boodschap zou moeten richten, maar helaas kwamen deze profeten al te vaak als ketters op de brandstapel terecht.
Op een bepaald moment stond in het uiterste zuiden (Avarantes) een duistere koning op die zijn gezag probeerde uit te breiden door allerlei kwade geesten te hulp te roepen. In het begin was deze heerser niet meer dan een lokaal probleempje, maar jaar na jaar wist hij steeds meer buren aan zijn duistere gezag te onderwerpen. Langzamerhand begon het tot het heersersvolk door te dringen dat men een probleem had, de stijd tegen dit duistere rijk dreef hen tot elkaar en bracht een drang tot eenheid. Toch had men de hulp van de oude steden nodig om de duistere heerser tot stilstand te brengen. Deze hulp kwam pas nadat de adel één van de oude steden in as legde en het de steden duidelijk werd dat ze beter met de rijken van het heersersvolk konden samenwerken dan met Avarantes.
Pas enkele jaren voor de ondergang van het noorden slaagde men er uiteindelijk in om het grootste deel van het rijk onder één vorstenhuis te verenigen en Avarantes te verslaan. De twee belangrijkste koninkrijken van het zuiden werden door een diplomatiek huwelijk van de vrome Ragnild van Bruenar (later de heilige Ragnild) en Jostein van Halle met elkaar verenigd. Het paar bleef kinderloos, maar toen de zus van Ragnild in het kraambed overleed adopteerde het paar het overlevende kind Herman en benoemde het als enige erfgenaam van beide koninkrijken.
Zo kwamen uiteindelijk Herman de Goede en Sollenoor de Witte op de troon van een verenigd koninkrijk. Niet alleen was hij een verlicht heerser, hij beschikte in Ragnild en haar vrienden ook over een buitengewone groep adviseurs. Toen het bericht over de ondergang van Penthasileo hem bereikte zond hij onmiddelijk hulp. De liefde tussen hem en Sollenoor de Witte schijnt echt te zijn geweest, en hun huwelijk vormt de basis voor de vereniging tussen noord en zuid.