De dubbele nepoverval

Selinde ontvangt een uitnodig9ing van een zuster van de koning voor een verjaarspartijtje. Nu worden wel meer mensen hier voor uitgenodigd maar het zou van slechte manieren getuigen om hier zo maar weg te blijven. Nu doet zich het probleem voor dat het kasteel waar het feest plaats vindt zich buiten de stad bevindt en Selinde de waarschuwing heeft gekregen (van de heks) om er niet alleen naar toe te gaan.

De groep vertrekt voor een reis te voet van ongeveer een dag. Het kasteel van de zus van de koning ligt op de hoogvlakte ten noorden van de stad. het land is hier vruhtbaar, zeker binnen een paar uur gaans van de stad liggen uitgebreide landerijen vna de lagere adel, afgewisseld met hier en daar een welvarend dorp, park voor jachtpartijtjes, meertjes en buitenwoningen. Naarmate men verder weg komt wordt het landschap wilder. Harverwege de reis komt de groep bij een grote, kunstmatige heuvel. De heuvel doet denken aan de kunstmatige heuvel op het eiland waar de groep schipbreuk heeft geleden. In de buurt van de heuvel staat een toren, waarin een garnizoen uit de stad is gevestigd. De mensen in het garnizoen zijn best wel aardig, ze leggen uit dat ze hier zijn om "iets" te bewaken, dat dat "iets" aan de andere kant van de heuvel ligt en dat op het betreden van dat gebied de doodstraf staat. Wat het garnizoen betreft geldt die straf niet voor mensen die er per ongeluk verdwaald raken. De groep besluit om de verkenning van de heuvel voor later te bewaren.

Twee uren verder op de weg hoort de groep achter zich een verhitte discussie. Men besluit verder te trekken. Het landschap wordt hier heuvelachtig. Een kwartier later komt men bij een versperring op de weg aan.



Hier ziet men een tweetal krijgers in haveloze uitrusting met elkaar in discussie achter een paar omgehakte boomstammen, terwijl aan weerskanten van de weg twee groepen van negen als bandieten uitgeruste krijgers elkaar beloeren. De groep loopt naderbij en wordt begroet met het klassieke "je geld of je leven". De twee groepen bandieten blijken ieder los van elkaar het idee te hebben gekregne om de groep te overvallen. Ze zijn het in ieder geval niet met elkaar eens wiens overval het is. De groep onder leiding van Betrand en Adler probeert door te lopen, maar de groepen bandieten zijn het blijkbaar WEL met elkaar eens dat DAT niet de bedoeling is. De groep wordt omsingeld en er ontstaat een uiterst verwarrend gevecht. De bandieten vechten uiterst gedisciplineerd en best wel bekwaam. Maar het valt ook op dat ze zich ten opzichte van sommige groepsleden tot in het absurde inhouden. Tessa, Isle en Selinde worden met veel gestamp en poeha aangevallen, maar op een of andere rare manier voortdurend gemist. De mannen in de groep daarintegen wordt volop aangevallen, met name William, Betrand en Adler hebben het er aardig druk mee. Het gevecht raakt in een crisis op het moment dat Jean-Jaques een geestesaanval op een van de aanvoerders gebruikt. Deze weet deze aanval goed te weerstaan, maar het gevolg hiervan is dat deze aanvoerder zijn manschappen het bevel geeft om die verrekte magier uit te schakelen. Dat gebeurt met ietwat veel succes, duidelijk meer dan de bedoeling was. Daarmee wordt het iedereen duidelijk dat er iets heel raars met dit gevecht aan de hand is.



Dit vermoeden wordt nog bevestigd op het moment dat er vanuit de achterhoede een geheel in het groen en een geheel in het wit geklede ridder naderbij stormt. Beide roepen: "ten aanval" en vallen de bandieten aan. Ondertussen proberen ze elkaar van de weg af te duwen. Het valt op dat de bandieten die door hen worden aangevallen dodelijk getroffen ter aarde storten, om vervolgens snel weer op te staan en in het struikgewas weg te sluipen. De hele scene eindigt op het moment dat de groene ridder de witte uit zijn zadel licht, af stijgt en zich voorstelt als ridder rudolf, zoon van de koning en beschermer van belaagde jongedames. Dit is voor de bandieten het signaal om te maken dat zij wegkomen.

Zeer tot vernedering van Rudolf is het maar al te duidelijk wat de opzet van het geheel was. Hij en zijn broer (de witte ridder) gaan in de ogen van de groep af als een gieter. Enkele uren later komt de groep aan bij het kasteel van de zuster van de koning. Het nieuws over wat er precies is gebeurd is al bekend, de groep en het gedrag van de twee prinsen is het gespreksonderwerp van de dag. De groep krijgt een onderdak in het kasteel of een van de bijgebouwen van kasteel.

De volgende dag is het fest en de groep wordt voorgesteld aan de andere genodigden. In een hoekje achteraf staan de beide zoons van de koning (15 en 16 jaar oud) als een stelletje betrapte deugnieten. Blijkbaar hebben ze een goed pak op hun donder gehad van hun tante. De personages lopen erg in het oog en raken gemakkelijk aan de praat met de rest van de feestgangers. Bertrand verneemt van een van de gasten dat de "bandieten" werden gevormd door de lijfwachten van de twee prinsen. Deze gast blijkt de aanvoeder van een van die lijfwachten te zijn. Hij biedt Bertrand zijn excuses aan voor wat er gebeurd is.

De groep krijgt voor deze sessie 46 EP.